duizend Guldens, Hollandsch contant Geld, ieder maand bij twaalfde gedeelten, maandelijks te betalen.
Art. 4.
Ingeval van minderjarigheid, zoo behoort het Regentschap van regtswege van Hoogstdezelve, aan de Koningin. Bij ontftentenis zoo wordt de Regent van het Koningrijk door den Keizer der Franschen, in hoedanigheid van altoosdurend Opperhoofd der Keizerlijke Famille, benoemd uit de Prinsen van den Bloede, en, bij ontstentenis , uit de Nationalen van het Land.
De minderjarigheid der Koningen eindigt met den volkomen ouderdom van achttien jaren.
Art. 5.
Het Lijftogt-goed van de Koningin zal bij Huwelijksche Voorwaarden bepaald worden. Voor ditmaal is overeengekomen, dat hetzelve zijn zal van eene jaarlijksche somme van tweemaal honderd en vijftig duizend Guldens, dewelke uit het Domein van de Kroon opgebragt zal worden. Deze somme afgetrokken zijnde, zal de helft van de overblijvende inkomsten van de Kroon dienen tot bekostiging van het onderhoud van het Huis van den minderjarigen Koning, terwijl de andere helft voor de onkosten van het Regentschap zal zijn.
Art. 6.
De Koning van Holland zal altoosdurend Groot-Dignitaris van het Keizerrijk zijn, onder den Titel van Groot-Connetable.
De Functiën van deze Hooge Waardigheid zullen niettemin, ter keuze van Zijne Majesteit den Keizer der Franschen, door eenen Prins Vice-Connetable vervuld kunnen worden, wanneer Zijne Majesteit goed mogt vinden, deze Waardigheid daartestellen.
Art. 7.
De Leden van het Regerend Huis in Holland zullen persoonlijk ondergeschikt blijven aan de instelling van het Constitutioneel Statut van Frankrijk, van den 30 Maart jongstleden, uitmakende de Wet, betreffende de Keizerlijke Familie van Frankrijk.
Art. 8.
De Ambten en Bedieningen van den Staat, buiten die gene, welke behooren tot den persoonlijken dienst van het Huis des Konings, zullen aan geene anderen dan aan Nationalen, kunnen worden toevertrouwd,
Art. 9.
De Koninklijke Wapens zullen zijn de oude Wapenen van den Staat, gecarteleerd met den Franschen Keizerlijken Adelaar, en gekroond met de Koninklijke Kroon.
Art. 10.
Er zal onmiddelijk tusschen de contracterende Mogendheden een Tractaat van Commercie worden gesloten, volgens het welk de Hollandsche Onderdanen, in de Havens van Frankrijk en op deszelfs Grondgebied, ten allen