Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/164

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

door U, of van Uwentwege aan ons gegeven, zullen gehoorzamen ; voorts alle Uwe dienaren en raden in de nakoming van dezelve zullen helpen en bijstaan, en wijders alles zullen doen wat getrouwe onderdanen

schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God Almagtig !"

De Staten der Provinciën brengen deze schriftelijke ver- klaring aan den Koning over, door eene plegtige bezending van eenige leden uit hun midden.


ZESDE AFDEELING.
Van de magt des Konings.

56. [1] De Koning heeft het bestuur der buitenlandsche betrekkingen. Hij benoemt en herroept de Gezanten en Consuls.

57. [2] De Koning verklaart oorlog en maakt vrede ; Hij geeft daarvan kennis aan de beide kamers der Staten-Generaal met bijvoeging van alle de openingen, welke Hij met het belang en de zekerheid van het Rijk bestaanbaar oordeelt. (G. W. 105, 197.)

58. [3] Insgelijks wordt aan den Koning opgedragen het regt om alle andere verbonden en verdragen tedoen sluiten en te bekrachtigen.

Hij geeft daarvan kennis aan de beide kamers der Staten-Generaal, zoodra Hij oordeelt dat het belang en de zekerheid van het Rijk zulks toelaten.

Ingevalle de verbonden en verdragen, in tijd van vrede gesloten, mogten inhouden eenigen afstand of ruiling van een gedeelte van het grondgebied des Rijks of van deszelfs bezittingen in andere werelddeelen, worden dezelve door den Koning niet bekrachtigd, dan na dat de Staten-Generaal op dezelve hunne goedkeuring hebben gegeven. (G. W.1,60.)

59. [4] De Koning heeft het oppergezag over de vloten en legers. De Militaire-Officieren worden door Hem benoemd en ontslagen, of, daartoe termen zijnde, op pensioen gesteld. (G. W. 203, v.)

60. [5] De Koning heeft bij uitsluiting het opperbestuur over de volkplantingen en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen. (G. W.73.)

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij 1840., Staatsbl. No. 84. art. 60 met deze slotbepaling te vermeerderen:

« Aan de Staten- Generaal zullen allen, in den aanvang van elke gewone zitting, worden medegedeeld, de laatst

a ingekomene staten van ontvangsten en uitgaven, van opgemelde volkplantingen en bezittingen."

  1. S.1798. a. 136 v. S. 1801. a. 35, v. S.1804. 5. a. 49. v. C. 1806. a. 33. G 1814. a. 38.
  2. G. 1814. a. 37.
  3. C. 1806. a. 35. G. 1814. a. 38.
  4. S. 1798. a. 109. S. 1801. a. 42. S. 1805. a. 49. C. 1806. a. 32. G. 1814. a. 39.
  5. S. 1798.a.129, 234, 236, 247, 255 S.1801.a.47,48.C. 1806. a. 36. G. 1814. a. 36. G. 1814 a. 36.