Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/167

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Hij roept dezelve in den Raad wanneer hij zulks noodig oordeelt. 75. [1] De Koning stelt ministeriële departementen in, benoemt derzelver hoofden, en ontslaat die naar welgevallen. Hij roept, zulks geraden oordeelende, een of meer derzelven, tot bijwoning der deliberatien in den Raad van State. (G.W.46,49,91,177.)

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij, 1840, Staatbl. No. 38. tusschen art. 75 en 76, deze drie nieuwe artikelen in te lasschen :

Art.

« De hoofden der Ministeriele Departementen zijn verantwoordelijk voor alle daden door hen als zoodanig of tot welker daarstelling of uitvoering zij zullen hebben medegewerkt, waardoor de Grondwet of de wetten mogten geschonden of niet opgevolgd zijn, verrigt.

Art.

« Ten einde van deze medewerking te doen blijken, zullen alle Koninklijke besluiten en beschikkingen moeten « voorzien zijn van de mede onderteekening van het Hoofd van het Ministerieel Departement, waartoe dezelve behooren.

Art.

« Over de aanklagten ter zake van deze verantwoordelijkheid, oordeelt de Hooge Raad der Nederlanden, naar de voorschriften der Wet.")

76. Onverminderd den verderen inhoud van den eed welken de Koning goedvindt aan de hoofden van ministeriële departementen en gewone of buitengewone Staatsraden voor te schrijven, wordt hun daarbij opgelegd getrouwheid aan de Grondwet te zweren.


DERDE HOOFDSTUK.
Van de Staten-Generaal.

EERSTE AFDEELING.
Van de zamenstelling der Staten-Generaal.

77. [2] De Staten-Generaal vertegenwoordigen het geheele Nederlandsche Volk. (G. W. 79, 80.)

78. [3] De Staten-Generaal bestaan uit twee kamers.

79. [4] Eene dier kamers bestaat uit 110 leden, benoemd door de Staten der Provinciën, te weten : voor

  1. S.1798.a.92v.S. 1801.a.32v.S.1805.a.47. C. 1806. a. 27. G. 1814. a. 35.
  2. S. 1798. a. 30, G. 1814.a. 52.
  3. S.1798. a. 52,53,60. G.1814. a. 56.
  4. S. 1798. a. 51. S. 1801. a. 49. S. 1805. a. 18. G. 1814. a. 56.