Naar inhoud springen

Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/30

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

59. Dit Ligchaam verdeelt zig in twee Kamers, genaamd de Eerste Kamer en Tweede Kamer.

53. Ter daarstellinge dezer verdeeling in twee Kamers, houden alle de Leden van dit Ligchaam, jaarlijks, op den laatsten Dingsdag der maand Julij eene algemeene Vergadering, kiezen alsdan, uit het volle getal van alle de verkozenen tot het Vertegenwoordigend Ligchaam dertig Leden, welken de Tweede Kamer uitmaken ; vormende de overige Leden te zamen de Eerste Kamer.

54. Zoodra deze schifting volbragt is, constituëeren zich de beide Kamers gelijktijdig en geven daarvan, onverwijld, kennis aan elkanderen, en aan het Uitvoerend Bewind. De zich dus geconstitueerd hebbende Kamers Vergaderen nimmer in dezelfde Vergaderzaal.

55. Elke Kamer stelt haare eigen Ministers en Bedienden aan.

56. Elke Kamer heeft, buiten zig, eenen vasten Seeretaris, en eenen Boodschapper van Staat.

57. De Voorzitters, en de Secretarissen, der beide Kamers, zijn altijd in de Residentie-Plaats tegenwoordig.

58. Elke Kamer heeft het regt van policie in de plaats haarer zittinge.

59. Elke der beide Kamers ontwerpt voor zich zelve een Reglement van Orde, hetgeen, na door dezelve goedgekeurd, en door de andere Kamer bekragtigd te te zijn, het gezag van Wet heeft, en niet, dan op dezelfde wijze, kan veranderd worden.


DERDE AFDEELING.
Van de raadpleegingen des Vertegenwoordigenden Ligchaams.

60. Het ontwerpen en voorstellen van alle wetten en besluiten behoort alleen, en bij uitsluiting, aan de Eerste Kamer, en het al of niet bekragtigen van dezelven, aan de Tweede Kamer.

61. Geene der beide Kamers kan wettiglijk raadpleegen tenzij de volstrekte meerderheid van alle derzelver Leden in de Vergadering tegenwoordig zij.

Alleen in geval van verplaatsing van het Vertegenwoordigend Ligchaam naar eene andere Residentieplaats, kan Hetzelve geduurende vier Weeken, na den bepaalden dag der zamenkomst, raadpleegen, schoon de meerderheid van alle de Leden. in de beide Kamers, of in ééne derzelven, niet tegenwoordig zij.

62. Ook word in elke derzelven, tot het opmaaken van een besluit, ten minsten de volstrekte meerderheid van alle de tegenwoordig zijnde Leden vereischt.

63. Geene der beide Kamers benoemt, immer, uit derzelver midden, eenige aanblijvende Commissie. Elke Kamer kan tot een voorlopig onderzoek van zekere zaken persooneele Commissiën, uit hare Leden, benoemen ; doch