Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/36

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Dit Bevelhebberschap wordt opgedragen voor eenen bepaalden tijd, en kan den last daartoe, zelfs binnen dien tijd, worden ingetrokken.

Het algemeen Bevel over de Vloot en Armée word nimmer aan denzelfden Persoon, noch ook immer, één van beiden, aan één of meer, of aan alle de Leden van het Uitvoerend Bewind, en even weinig aan een afgetreden Lid van hetzelve dan na verloop van twee Jaaren zederd deszelfs aftreding, opgedragen.

De benoemde Generaals en Admiraals mogen aan de Leden van het Uitvoerend Bewind niet vermaagschapt zijn, tot in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.

112. Het Uitvoerend Bewind heeft de aanstelling van alle hooge Officieren, in dienst van den Staat, te Water en te Lande, bepaaldlijk boven den rang van Kapitein ter Zee, of van Colonel te Lande, overeenkomstig de regelen door de Wet vastgesteld.

113. Op Deszelfs voordragt, bepaalt het Vertegenwoordigend Ligchaam, binnen 2e8 Dagen na Deszelfs eerste zitting, bij eene Wet, de wijze van benoeming en bevordering der Officieren van minderen rang.

114. Het Uitvoerend Bewind bestemt, in tijd van Vrede vaste Garnisoens-Plaatsen voor de Troepen van den Staat.

115. In deze Garnisoens-Plaatsen, stelt Hetzelve de tijdlijke Militaire Commandanten en andere Militaire Beambten aan.

116. In tijd van Vrede, doet Hetzelve geene Staats-Troepen heen- en wedestrekken, dan voor zoo veel de nood, of eene goede Krijgstugt, zulks vordert, of ook, op verzoek van eenig Binnenlandsch Restuur, ter bewaaring of her- stelling der openbare veiligheid.

117. Het draagt zorg, dat de Krijgstugt bij de Militie van den Staat, volgends de Wetten, door het Vertegenwoordigend Ligehaam vastgesteld, naauwkeurig gehandhaafd worde.

118. Het doet geene gewaapende Manschap in de Verblijfplaats van het Vertegenwoordigend Ligchaam zelfs niet binnen drie uuren afstands van dezelve, bijeenkomen, noch doortrekken, dan met toestemming, of op vordering van dat Ligchaam.

119. Het vergunt geen verblijf, noch doortogt vreemde Troepen, op of over het grondgebied der Republiek, noch laat eenige vreemde Zeemagt of Gewaapende Schepen in de Havens toe, dan met bewilliging van het Vertegenwoordigend Ligchaam.

120. Het kan, in tijd van nood, alleen voor zekeren bepaalden tijd, het vertrek der Nationaale en Vreemde Schepen. uit de Havens of van de Rheeden der Republiek verhinderen.

121. Het bevordert, in tijdvan Oorlog, de Kaap-Vaart.

122. Het heeft opzigt over alle Fortificatien, Maga-