Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
der Nationaale Tresorie, als der Nationaale Ontvangers en financiëele Ambtenaaren en Comptabelen, en het onderzoeken van alle bescheiden, daartoe betreklijk.
c. Het onderzoeken en liquideeren van alle Declaratiën, welke ten laste der Republiek worden ingezonden.
d. De zorg, dat, omtrend dezelven, de vastgestelde orders en wetten stiptlijk worden nagekomen, en, door geen Departement van Uitvoerend Bestuur, meerdere Ordonnantiën worden afgegeven, dan de Sommen bedragen aan elk derzelven, bij de Wet en bij goedgekeurde Begrootingen toegestaan als mede dat de form bij Art. 224. bepaald, behoorlijk worde in acht genomen.
Het een of ander vereischte aan eenige Ordonnantie ontbrekende, zenden Commissarissen der Nationaale Reekening dezelve, onverwijld, aan het Departement, van waar dezelve komt, te rug.
Zij, die niet berusten in de loquateurs of roijementen dezer Commissarissen, vervoegen zich bij het Vertegenwoordigend Ligchaam.
e. Het kennis geven aan het Vertegenwoordigend Ligchaam van alle misslagen, wangedragingen, en andere verandwoording vorderende omstandigheden, welke ter hunner kennisse komen.
f. Het voordragen van nuttige financiëele verbeteringen of bezuinigingen aan het Vertegenwoordigend Ligchaam, en het geven op Deszelfs vordering, van nodige berigten of consideratiën, ten aanzien van alle onderwerpen, tot hunnen post betreklijk.

229. Zij kunnen echter, ten aanzien van Art. 228. Lett. b en c, zoodanige uitzondering maaken, als zij, uit hoofde der kleene aangelegenheid van de Reekeningen der Comptabelen, of uit hoofde van het gering beloop der Declaratiën, zullen nodig oordeelen.

230. De aard en sommen der door hen gesloten Reekeningen, en geliquideerde Declaratiën, worden, jaarlijks, door den druk gemeen gemaakt, benevens zoodanige aanmerkingen, aanklagten en voorstellen, als, zonder nadeel der Nationaale Belangen, kunnen worden bekend gemaakt.


TITUL VII.
Van de Buitenlandsche Bezittingen en Coloniën der Republiek, en van derzelver bestuur hier te Lande.


231. De betrekkingen der Buitenlandsche Bezittingen en Coloniën van de Bataafsche Republiek in de beide Indien, tot het Moederland, zullen op den thands nog plaats hebbende voet blijven, totdat de Vertegenwoordigende