Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/54

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

De Wet zal dit Artikel kunnen veranderen of vernietigen, naar maate het belang der Bataafsche Republiek zulks zal vorderen.

250. De Wet zal de inwendige Staatsinrigting on de wijze van bediening der Policie en Justitie in elk dezer Bezittingen en Etablissementen, regelen.


Over de West-Indische Bezittingen on Colonien, in Amerika, en op de Kust van Guinea.


251. Aan ieder der Coloniën zal een nieuw Constitutioneel Charter gegeven worden. Dit Charter zal de tegenwoordige belastingen doen ophouden, en eene nieuwe wijze van vergoeding aan de Republiek, voor derzelver verleende bescherming, vaststellen.

252. Het ontwerp van dit nieuwe Charter zal door het Uitvoerend Bewind, op voorstel van den Raad der Amerikaansche Coloniën, aan de Vertegenwoordigende Vergadering ter bekragtiging aangeboden worden.

253. De kosten voor het huishoudenlijk Bestuur der Coloniën, zullen door de Inwooners zelven geregeld en betaald worden.

254. De Wet zal bepaalen het getal en de magt der Commissarissen, welken het Uitvoerend Bewind in iedere Colonie of Bezitting zal kunnen zenden.

255. Alle onderscheiden Kamers en Departementen van den West-Indischen Handel, of hoe ook genoemd, zijn vernietigd. Alle afzonderlijke Coloniën worden terstond onder één algemeen Bestuur gebragt, en zij die zullen bewijzen door deze vereeniging benadeeld te zijn, afgekogt.


TITUL VIII.
Van de Regterlijke Magt.


EERSTE AFDEELING.
Algemeene Bepaalingen.


256. Geene Regterlijke Bediening word waargenomen, dan door Bataafsche Burgers, die den vollen ouderdom van dertig jaaren bereikt hebben.

Buiten deze voorwaarde, kan de Wet nog andere bepaalingen in de keuse maaken.

257. In geene Regtbank hebben Leden, of openbaare Aanklaagers, te gelijk zitting, die aan elkanderen bestaan in de opklimmende of nederdaalende linie, noch ook als Broeders, of als Oom en Neef, hetzij door Bloedverwandtschap, of Huwelijk.

258. De Leden van alle Regtbanken zijn, bij hunne aftreding volgends de Wet, wederom, ten zelfden tijde verkiesbaar.

259. Geen Lid word afgezet, dan om misdrijf, in zij-