Pagina:Verzameling van verslagen en rapporten behoorende bij de Nederlandsche Staatscourant vol 1920 no 028.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
V R 28
22

Ned. Centraal Instituut voor Hersenonderzoek.

 Betreffende de ambtenaren, aan het Instituut verbonden, is over 1919 niets bijzonders mede te deelen.
 Wat het technische werk betreft, mocht het Instituut in 1919 de welwillende medewerking ontvangen van mej. T. van Maurik en van mevr. Notobroto van Mataram, wie het hiervoor ten zeerste verplicht is.
 Wetenschappelijk werk werd verricht door den heer I. Zeehandelaar, arts te Amsterdam, die zijne onderzoekingen over de phylogenetische en ontogenetische ontwikkeling der achterstrengkernen voortzette; door den heer J. L. Addens, biolog. docts. te Bellingwolde, die een onderzoek begon over de motorische kernen van de hoofdzenuwen bij de reptielen en vogels; door dr. F. H. Kooy, te Groningen, die een vroe­ger onderzoek over de onderste olijf completeerde en door den heer van der Feen, te Utrecht, die zich bezighield met een studie van de voorhersenen der Plagiostomen.
 Dr. Cornelia de Lange beëindigde een onderzoek over de ziekte van Werdnig—Hoffmann en begon een studie over balklooze hersenen.
 Dr. J . Goudsmit, te Amsterdam, verrichtte een experimenteel-histologisch onderzoek over de injectie van kleurstoffen in het centrale zenuwstelsel en zijne vliezige omhulsels, terwijl dr. L. Coenen onderzoekingen deed (met dr. Brou­wer) over de oliva inferior en de pathologische anatomie der syring omyelie.

Geschenken.

 Van het Koninklijk zoölogisch Genootschap „Natura artis magistra” ontving het Instituut door bemiddeling van prof. Sluiter wederom eenig zoölogisch materiaal.
 Jonkvr. J. baronesse van Heeckeren van Kell schonk het Instituut een zeer fraai exemplaar van een otter (Lutra vulgaris), waarvan de hersenen en het ruggemerg geheel intact bleken te zijn en dat een groote aanwinst voor het museum van het instituut vormt.
 Prof. W. M. de Vries, te Amsterdam, schonk het centraal zenuwstelsel van een patiënt, die geleden had aan haematoporphyrinurie, de hersenen van een patiënt met pseudo-bulbair-paralyse, alsmede het ruggemerg van een man met carcinoma oesophagei.
 Pathologisch materiaal werd voorts ontvangen van dr. Corn. de Lange en dr. Schippers, te Amsterdam, die de hersenen van een idioot en van een microcephaal verschaf­fen, mede twee gevallen van lues cerebri en balklooze herse­nen met microgyrie.
 Van dr. T. Kuiper ontving het Instituut eveneens een cerebrum van een man met pseudo-bulbair-paralyse, alsmede