Naar inhoud springen

Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hij zal zelf geene vragen aan getuigen mogen voorſtellen, doch wel aan commisſarisſen vragen, die hij dienſtig vindt, kunnen aanbieden.

Art. 168.

Hij zal tegenwoordig zijn bij de verhooren van gevangenen en gedaagden in perſoon, en bij confrontatiën; doch, zonder bewilliging van commisſarisſen, niet bevoegd zijn, buiten de verhooren, eenen gevangenen of gearresteerden te onderhouden over de hun te laste gelegde misdaden.

Art. 169.

Hij is even zeer gehouden werk te maken, om des beſchuldigden onſchuld te ontdekken en doen blijken, als om bewijzen van ſchuld intewinnen, en den beſchuldigden tot conſesſie of convictie te brengen. Ook zal hij voordragten moeten doen tot ontſlag van gevangenen, met of zonder borgtogt, zoodra hij in gemoede overreed is, dat zulks behoort te geſchieden.

Art. 170.

Hij zal uiterlijk, binnen twee of drie dagen na het verhoor van eenen gevangenen of gedaagden in perſoon, aan commisſarisſen bij monde voordragen de gronden van nader verhoor, indien hij dit verzoekt; doch, zoo het verhoor wordt gehouden voor voltrokken, zonder verwijl in den raad moeten indienen de verhooren met alle de ſtukken onder ſpecifieken inventaris, en tevens voordragen, hoedanig hij meent, dat die zaak zoude behooren te worden afgedaan.

Art. 171.

De procureur des Konings zal in den criminelen eisch en concluſie naauwkeurig moeten aanwijzen de misdaden, welke de beſchuldigde, volgens de bewijsſtukken, zoude hebben begaan, en die door denzelven zijn bekend of ontkend, en voorts opgeven de wetten, met eene korte aanwijzing der gronden van regten op de misdaden toepasſelijk, en eindelijk concluderen tot eene bepaalde ſtraf, met eene generale clauſule van zoodanige andere ſtraffe, als het hof in goede juſtitie mogt vinden te behooren, en tevens tot condemnatie in de kosten van juſtitie en van den procesſe.

Art. 172.

De procureur des Konings is verpligt zijne dingtalen zelf te houden, en zijne zaken zelf te bepleiten, zonder daartoe te gebruiken een practizijn, ten zij hij door ziekte of andere wettige oorzaken wordt verhinderd, ter arbitragie van den raad of van commisſarisſen.

Art. 173.

Hij is in het algemeen verpligt natekomen de voorſchriften van de manier van procederen, zonder oponthoud de beſchul-