Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/80

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel 383

Verduistering gepleegd door hem wie het goed uit noodzaak in bewaring is gegeven, of door voogden, curators, bewindvoerders, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen of beheerders van instellingen van weldadigheid of van stichtingen, ten opzichte van enig goed dat zij als zodanig onder zich hebben, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

Artikel 384

De bepaling van artikel 376 is op de in deze Titel omschreven misdrijven van toepassing.

Artikel 385

Bij veroordeling wegens een der in deze Titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten en ontzetting uitspreken van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.


TITEL XXV
BEDROG

Artikel 386

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed of tot het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel 387 [1]

Hij die een beroep of een gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel 388

Hij die door listige kunstgrepen de verzekeraar in dwaling brengt ten opzichte van omstandigheden tot de verzekering betrekking hebbende, zodat deze een overeenkomst sluit die hij niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, indien hij de ware staat van zaken gekend had, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel 389 [2]

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar of van de wettige houder van een bodemerijbrief, wederrechtelijk te bevoordelen, brand sticht of een ontploffing teweegbrengt in enig tegen brandgevaaar verzekerd goed, of een vaartuig of luchtvaartuig dat verzekerd is of waarvan de lading of de te verdienen vrachtpenningen zijn verzekerd, of waarop bodemerijpenningen zijn geschoten, doet zinken, stranden of

  1. Ingev. bij G.B. 1929 no. 25.
  2. Gew. bij G.B. 1971 no. 56.