Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/120

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

in het kort geld noemen, door de menschen aan te sporen tot een roekelooze vermeerdering van hun geslacht, en door de bevolking in onhandelbare opeenhoopingen samen te pakken om aan haar onbarmhartige zucht naar winst te voldoen, zonder een enkele gedachte aan het belang der menschen te wijden.

Wat de tweede soort van welstand, den geestelijken welstand betreft, dezen vernietigt zij op allerlei wijze, doch de twee manieren, die ons onderwerp van hedenavond het meeste raken, zijn deze: ten eerste, de roekelooze vernietiging van het natuurschoon der aarde, die in dit land tenminste de groote massa der bevolking dwingt te wonen te midden van leelijkheid en vuil, zoo weerzinwekkend en afschuwelijk, dat wij dit niet zouden kunnen doorstaan, tenzij wij er aan gewend geraakt waren, d.w.z. tenzij wij hard op weg waren, sommige der hoogste en beste hoedanigheden te verliezen, die den mensch geschonken zijn. Doch de tweede wijze, waarop de concurrentie onzen geestelijken welstand vernietigt, is nog erger, zij vervormt alle ambachtslieden in machines, d.w.z. zij dwingt hen werk te verrichten, dat ongeschoold en onmenschwaardig is, en wordt tot een drukkenden last, dien zij het grootste deel van den dag moeten dragen; op deze wijze berooven zij den mensch van het voordeel en de zegepraal die lange eeuwen van zwoegen en denken veroverd hebben op de onverbiddelijke natuur en den strijd om het bestaan, nl.: het genoegen in en zijn trots op zijn dagelijksch werk. Ik zeg u, onze beschaving heeft geen welstand geschapen, doch rijkdom met zijn noodzakelijken metgezel, armoede, want rijkdom kan niet bestaan zonder armoede of met andere woorden zonder slavernij. Alle rijke menschen moeten iemand hebben voor hun vuile werk, van het inzamelen hunner onrechtmatige renten tot het uitzoeken

96