hij een mechanisch weefgetouw en doet afstand van het kleine voordeel van een weinig extra-kunst in het weefsel. Maar door dat te doen heeft hij, voor wat de kunst betreft, geen zuivere winst gemaakt; hij heeft eene overeenkomst gesloten tusschen kunst en arbeid en heeft als gevolg een redmiddeltje gevonden. Ik zeg niet, dat hij ongelijk heeft door zoo te handelen, maar wel, dat hij evengoed verloren als gewonnen heeft. Tot daartoe nu zou een verstandig man, die prijs stelt op kunst, op het gebied van machines gaan, zoo-lang hij vrij was, dat is niet gedwongen om voor het voordeel van een ander te werken; zoolang hij leefde in een wereld, die gelijkheid van levensomstandigheden had aangenomen. Gaat hij een stap verder met de machine, die voor kunstdoeleind gebruikt wordt, dan doet de man onverstandig, wanneer hij de kunst liefheeft en vrij is.
Om misverstand te voorkomen, moet ik hier zeggen, dat ik de moderne machine op 't oog heb, die als iets levends is en waaraan de arbeider ondergeschikt is, en niet de oude machine, het verbeterde instrument, die ondergeschikt is aan den arbeider en alleen werkt zoolang zijne hand de denkende kracht is. Toch moet ik opmerken, dat zelfs deze eenvoudige vorm van machine ongebruikt moet blijven, wanneer wij tot de hoogere, meer ingewikkelde kunstvormen komen. Wat nu aangaat de eigenlijke machine, gebruikt voor kunst, wanneer deze komt boven het peil van een noodzakelijkheidsvoortbrengsel met toevallig eenige schoonheid erin, dan zal een verstandig mensch met gevoel voor kunst haar alléén gebruiken, wanneer hij er toe gedwongen is. Wanneer hij b.v. houdt van ornament en weet dat de machine het niet behoorlijk kan maken, terwijl hijzelf geen lust heeft den tijd ervoor te nemen om het goed te maken, waarom zou hij het dan heelemaal wel