Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
25
WEEKDIEREN IN HET ZEESTRAND.

dat de meeste soorten dier weekdieren gezellig, dat is in groote menigte van eene enkele soort bijeen leven, immers de soorten verschillen op de onderscheidene plaatsen waar zij verzameld worden. In de Wadden bij Schiermonnikoog en Rottum vindt men bijna geen anderen dan de schelp die men dunschaal, Tellina solidula, heet. Ook aan het Bildt bij Dijkshoek spoelt die schelp in zulk eene groote hoeveelheid op het strand, dat sedert jaren de wegen van het noordwesten van Friesland daarmede hard gemaakt worden. Bij Elburg vindt men hoofdzakelijk de gewone slijkmossel of gaper, Mya arenaria. Bij Egmond en op het eiland Walcheren is het vooral de hartschelp, Cardium edule, die de hoofdzaak vormt; even als dat te Katwijk en bij Zandvoort door strandschelpen, Mactra solida en Mactra stultorum, gedaan wordt. In de zeeuwsche stroomen vindt men in menigte de platte slijkmossel, Trigonella plana.

Al die weekdierschelpen worden door de golven op het strand geworpen, en door den wind worden zelfs sommigen der ligtsten, zoo als Mactra stultorum, hoog bij de duinen opgevoerd. Dáár aan weêr en wind blootgesteld liggende, verweren die schelpen, en bij de geringste aanleiding breken zij in stukjes, die zich natuurlijk met het zand vermengen en door de beweging van het zand al kleiner en kleiner worden. De beweging van het zand, zeiden wij zoo even, en menigeen zal misschien denken dat die beweging al zeer gering is. Doch ten onregte, want hoewel de bewerktuigde stoffen, die met de kwartskorrels vermengd zijn, in eene hoeveelheid aanwezig kunnen zijn groot genoeg om zekere