Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/41

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
29
WATER EN ZAND.

verschuift daarbij een weinig de zandkorrels en de schelpen, steentjes en andere dingen die op en in het zand liggen. Zij duwt het zand dus strandwaarts. Nu zou men kunnen meenen dat het terugvloeijende water ook de zandkorrels weder mede naar zee terug nam. Dit is echter zoo niet: de terugvloeijende golf neemt slechts weinig zand mede naar zee, daar geenszins de zelfde watermassa waarmede zij kwam aanrollen langs den zelfden weg terugkeert, maar voor een gedeelte in het zand verzinkt en eerst in de diepte, naar zee terugsijpelt. Belangrijk en aardig is het dat spel der golven met het zand van het strand waar te nemen. De golf die tot aan uwe voeten bij het vlakke strand is opgeschoven, keert naauwelijks half als golf weder terug: het grootste gedeelte verzinkt schuimend in het zand dat door vorige golven reeds nat gemaakt is. Waarschijnlijk wordt door de opkomende golf de lucht uit de natte zandlaag gedreven, en het indringen der weggaande golf in het zand veroorzaakt dat sissen en schuimen dat nooit ontbreekt, want altijd wordt op dat oogenblik het zand met luchtbellen bedekt. En dat de golf voor een groot gedeelte in het zand verzinkt, is het middel waardoor de schelpdieren telkens versch water en daarmede voedsel verkrijgen, de schelpdieren die in het zand van het strand leven en waarover wij boven reeds met een enkel woord gesproken hebben toen wij over den oorsprong der schelpbrokjes in het duinzand handelden.

Doch niet slechts schuiven de golven het zand van den zeebodem strandwaarts, ook de vloedgolf brengt