Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
55
DE DUINEN VAN ALGIERS.

in natuurkundigen zin, reeds met den inval der Perzen. De dringende noodzakelijkheid, die alle latere overheerschers gedwongen heeft om sommige kanalen en andere inrigtingen ter besproeijing in stand te houden, werd niet gevoeld ten opzigte van het overstuiven van zand. De voortgang van het zand was zoo langzaam dat het naauwelijks gedurende de regering van een enkelen vorst merkbaar was, en eene lange ondervinding heeft geleerd dat de oppervlakte bouwbare grond door de overstroomingen der rivier eerder toeneemt dan afneemt en dus dat de rivier wint op het zand.

De oasen van de libysche en van vele aziatische woestijnen hebben niet zulk een beveiligingsmiddel als de egyptische. Het zand wint daar hoe langer hoe meer en dreigt alles te zullen bedekken.

Groote zandhoopen zijn wel is waar in vele gevallen nuttig als een bolwerk tegen de woede der zee, maar in het algemeen is de nabijheid van verstuivende zandhoopen nadeelig voor den landbouw en andere ondernemingen van den mensch. Daarom neemt men ook in beschaafde landen maatregelen om het verspreiden van het zand tegen te gaan. Doch dit kan slechts gedaan worden waar het volk verlicht genoeg is, en waar de waarde van den grond of van de gebouwen die er op staan, groot is. In de woestijnen van Afrika en Azië en de daar omheen gelegene landen doet men in het algemeen niets om het zandstuiven te keeren, en als eenmaal de velden, huizen, bronnen of kanalen onder het zand bedolven zijn geworden, verlaat men het district zonder strijd en het wordt woest en ledig.