Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

AAN MARIE.



Nog heugt het mij hoe gelukkig gij u gevoeldet, ronddolende in Haarlems omstreken; nog hoor ik u uitroepen:


Nu is 't m' een lust in 't bosch te dwalen;


nog zie ik uw gelaat stralende van het genot dat eene omzwerving op de duinen bij Overveen en op den Blinkert u verschafte—en thans kunt gij die genoegens niet smaken, gij die zoo gevoelig zijt voor al wat schoon is en wel luidt, voor al wat rein en edel is! Maar ik heb een boekje geschreven over zand en duinen en over dieren en planten die op de duinen leven. Ik heb het geschreven op verzoek van eenige dames, die in den vorigen winter mijne voorlezing over de duinen hebben bijgewoond. En niet zelden heb ik onder het schrijven aan u gedacht:


Want schoon de Zuiderzee ons scheide
Gedenk ik u toch tusschenbeide.