hoek van een zijweg, de "Kromme steeg." Al ziet het er natuurlijk wat landelijk uit, toch beveelt het café van Cuypers-Linsen, tegelijk hôtel of logement als men zoo wil, zich uitwendig wel aan. Ook vernemen we toevallig van een paar jonge schilders, die daar logeeren, dat ze het er zeer goed hebben en het alle aanbeveling verdient, voor hen die in deze lieve streek volkomen rust zoeken[1].
Bij een grooten Lindeboom, waarachter een kapel staat met het beeld van St. Gerlach, splitst zich de weg in tweeën. Rechtuit zijn we na weinige minuten op den Maastrichtschen weg, rechtsaf gaan we naar de kerk, die we een klein half uurtje nadat we Geulem verlieten bereiken. Dit kerkje is wel waard dat we er even ingaan, want er is meer te zien, dan men in zulk een dorpskerk zou zoeken.
Hier, op de plaats waar vroeger, gelijk overal in deze buurt, blijkens de later gevonden overblijfselen, talrijke Romeinsche villa's moeten gestaan hebben, werd in 't begin der 13e eeuw de abdij van St. Gerlach gesticht, ter gedachtenis aan den kluizenaar van dien naam, die daar jaren lang in een door den tijd hol geworden stam van een reusachtigen Eik leefde.
Dit vermaarde, voor beiderlei seksen bestemde klooster speelde eeuwenlang in de geschiedenis dezer streken een vrij belangrijke rol, tot het tegen het laatst der 18e eeuw opgeheven werd.
De tegenwoordige kerk is niet zeer oud, en uit de eerste helft der vorige eeuw afkomstig. 't Is een flink, stevig en goed onderhouden gebouw, dat zich echter uitwendig door niets bijzonders kenmerkt.
- ↑ Ze betaalden voor geheel pension f 2,— per dag.