Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich1890 In en om Valkenburg.djvu/119

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
107
EN DE DALEMERWEG.

nigen grond uitgegraven treden, die het naar boven klimmen gemakkelijker maken, maar die werkelijk ten deele uit- en weggespoeld zijn.

Dat dit paadje een weinig "avontuurlijk" is, wijl men half klouterend tusschen de dichte heesters moet heendringen, is niet te ontkennen; toch kunnen zelfs dames, die goed ter been en op de wandelingen in deze streken ingericht zijn, zich er gerust aan wagen. Wij zouden zelfs niet wenschen dat het gemakkelijker gemaakt werd; niet kwaad ware het echter zoo de ingang wat duidelijker te zien was,—

Waar het bosch eindigt, blijft de holle, ter weerszijden met weelderige heesters begroeide weg steeds langzaam klimmen; duizenden groote pluimen van fraai rose bloemen eener wilde braamstruik geven daaraan thans een zeer levendig en vroolijk aanzien; men zij echter op zijn hoede, daar te dicht langs heen te loopen, want anders kon het licht gebeuren, dat men op gevoelige wijze uit zijn opgetogen stemming opschrikte, wijl deze fraai bloeiende, half klimmende heesters overal dicht met scherpe dorens bezet zijn, die, als men er met de hand langs streek, deze gevoelig zouden wonden.

Eindelijk komen we op het uitgestrekte bergplateau, overal met tarwe- rogge- haver- en klavervelden bezet.

We wandelen nog een eindweegs rechtuit, en kiezen vervolgens den eersten weg rechtsaf, in de richting van een groep Populieren, waarbij een kapelletje.

Hier staan we aan een kruisweg; linksaf zouden we spoedig in Yzeren komen, waar we niet noodig hebben, rechts hebben we den Collognaarsweg,