Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich1890 In en om Valkenburg.djvu/36

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
24
DE GROT.

en daar, voorgegaan door den waardigen priester van Berg, Max de la Croix, diep onder den grond hun gebed opzonden tot Hem, die boven wolken en sterren troont. Onbespied, waren ze daar tevens voor alle vervolging onbereikbaar, want niemand zou het wagen zoo diep in deze spelonken door te dringen.

Vooral verzuimen wij niet den vijver te gaan bezoeken, een onderaardsche watervlakte, die nog maar weinige jaren geleden een groote uitgestrektheid had. Voor een paar jaar verdween echter dit water bijna geheel, terwijl het in den laatsten tijd weder rijzende is. [1]

Eigenaardig zijn ook enkele vierkante vertrekjes, door clubs of vereenigingen, meest van jongelieden te Valkenburg, tot dat doel uitgehouwen, en slechts door een nauwen ingang toegankelijk. Het zijn kleine ruimten, juist groot genoeg om het getal leden van deze clubjes te kunnen bevatten. Deze komen daar in den winter 's avonds bijeen en bezigen ze dus als societeitslokaal.

Onder deze munt zeker door de grootte en de bewerking van den steen de zoogenaamde zaal der Mirlitophilen uit,[2] in welke zaal met een groot orkest ruimte voor een groot aantal bezoekers is. Hier zijn al de wanden glad geslepen om vreemdelingen een gemakkelijke gelegenheid te geven voor het plaatsen hunner namen. En zoo gretig werd daarvan gebruik gemaakt, dat de wanden reeds allerwege beschreven waren, nog voor dat het lokaal voltooid was. Mooi staat dat gekrabbel er niet!

  1. Men beweert dat er in dit rijzen en dalen een zekere periodiciteit heerscht. Het zou namelijk om de zeven jaren rijzen en dalen.
  2. Een vereeniging tot onderling amusement, die zich inzonderheid laat gelegen liggen aan verfraaiing en verbetering van de Grot.