Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich1890 In en om Valkenburg.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
48
DE SCHAESBERG. — SCHIN OP GEUL.

zou gebouwd hebben alleen voor de wandelaars, die langs het door ons gevolgde voetpad den berg willen beklimmen. Hier gaat namelijk een rijweg (dezelfde dien we daareven bedoelden) naar boven, welke weg hier door de diepe spoorwegravijn afgesneden werd.

We gaan nu de brug over en volgen dien weg, die, hier vlak, ten gevolge van de spoorwegontgravingen, zich spoedig in het dichte bosch langzaam rijzend voortzet. Aan den ingang van dien boschweg staat een bank, waar we eenige minuten zouden kunnen uitrusten.

Wij hebben daaraan echter nog geen behoefte, maar we staan hier op die open plek toch even stil, om eens om ons heen te zien; immers we zijn reeds hoog genoeg gekomen, om, over den spoorweg heen, een fraai uitzicht te hebben. Ook kunnen we niet nalaten een blik te werpen op de diep onder ons liggende rails, die, in de verte bijna inéénvloeiende, als het ware de verlichaming zijn van het denkbeeld van snelheid en kracht.

In het bosch is het donker, frisch, heerlijk! De weg is juist breed genoeg voor een kar, want de sporen der wielen liggen aan de uiterste kanten. Dicht groen aan beide zijden, dicht groen boven onze hoofden. Steil is het hier natuurlijk niet, anders zou de weg niet voor karren berijdbaar zijn; we wandelen dus volkomen op ons gemak en verlangen niet naar het spoedig bereiken van ons doel; integendeel, we zouden dit wel gaarne wat veraf wenschen.

Zoo heel ver is het echter niet, maar, als we boven gekomen zijn, blijven we geheel onder dien aangenamen indruk, voor zoover het de verkwik-