Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/152

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

88

Chineeschen oorsprong, en werd in 1844 door Rob. Fortune vandaar naar Engeland overgezonden.

Hij was echter niet, gelijk Prof. Lemaire zegt[1], de eerste ontdekker dezer plant; immers reeds Thunberg beschreef haar als eene Japansche soort in zijne Flora Japonica (1784) onder den naam van Viburnum dentatum, welken naam hij later, om redenen die hier minder ter sprake behoeven te komen, in V. plicatum veranderde, onder welke benaming ze mede door von Siebold en Zuccarini in hunne Flora Japonica beschreven en keurig afgebeeld werd, beter dan in 1860 in de Illustration horticole, welke „geflatteerde" en daarom minder fraaije plaat de genoemde geleerde zegt de eerste goede afbeelding ervan te zijn.

Von Siebold, die dezen heester zeer menigvuldig in de Japansche tuinen aangekweekt zag, vermoedt echter dat hij vroeger, gelijk dat vaak het geval bleek te zijn, uit China naar Japan overgebragt is. Hij aarzelt niet om hem een der fraaiste heesters te noemen die men in Japan aantreft.

Inderdaad behoort hij tot de meest aanbevelenswaardige sierheesters en bezit hij voor ons des te meer waarde, daar het reeds meer dan voldoende bleek dat hij volmaakt tegen onze strengste winters bestand is.

Zijn groei is nederig, men zou bijna kunnen zeggen dwergachtig; de bladeren zijn zeer donker groen en sterk geplooid op de regelmatige zijnerven. De bloemen zijn letterlijk sneeuwwit, en komen tegen die donkergroene bladeren ongemeen fraai uit. Voeg daar nu nog bij dat hij zeer vroeg, n.l. reeds jong, zeer mild en buitengewoon lang bloeit, en er is niets meer noodig ter zijner aanbeveling, dan dat hij voor geringen prijs bij elken boomkweeker te verkrijgen is.

De vermenigvuldiging geschiedt door stekken. Men heeft deze soort in de laatste jaren echter ook veredeld op stammetjes van de gewone Sneeuwbal ter hoogte van een meter ongeveer. De aldus gekweekte groeijen wat sneller en vormen reeds spoedig kleine kroonen, die vooral tijdens den bloei, en die duurt, ik herhaal het, zeer lang, een schilderachtig voorkomen hebben.

't Is, in één woord, alweer eene van die planten, welke ieder, die slechts over iets te beschikken heeft wat op een tuin of tuintje gelijkt, bezitten moet en bezitten kan.

 

 

  1. Illustration horticole Vol. VII. pl. 249.