Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/161

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

DELPHINIUM FORMOSUM. Hort.

Nat. Familie: RANUNCULACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

POLYANDRIA TRIGYNIA (Veelmannige-Driewijvige)[1].

 

 

Ik moet beginnen met te zeggen dat zoowel de teekenaar als de lithograaf hun best gedaan hebben om eene zooveel mogelijk natuurgetrouwe afbeelding dezer bloemen te leveren; maar, hoewel onze plaat voldoende is om daarvan eene vrij goede voorstelling te geven, is ze toch nog ver beneden de werkelijkheid. Vooreerst toch moesten wij eene betrekkelijk kleine tros uitkiezen, wijl de grootere te sterk in afzonderlijke trossen vertakt waren, waardoor zulk een bloemwijze het voorkomen eener groote, breede pluim verkreeg, terwijl ook de kleur dien gloed mist, welke aan deze bloemen zooveel schoonheid geeft.

Deze plant behoort tot het geslacht der Riddersporen, waarvan men schier in elken tuin vertegenwoordigers aantreft, te meer daar enkele ervan tot de éénjarige, de zaadgewassen dus, behooren, terwijl andere, waaronder ook deze, overblijvend zijn.

Van de eerste treft men 't meest algemeen de gewone Ridderspoor (Delphinium Ajacis) aan, en wel inzonderheid die lagere gevuldbloemige variëteit, die men, om de overeenkomst van hare bloemtrossen met die der Hyacinten, de Hyacintbloemige R. (D. Ajacis Hyacinthiflorum) noemde. Een aantal planten van deze verscheidenheid, in verschillende kleuren, op een niet te groot bed, geeft, te meer wijl die planten niet meer dan een voet hoogte bereiken, ongemeen veel voldoening.


  1. Zie de noot onder blz. 25. De orde der Driewijvige wijst op drie stijlen.
24