Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/210

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

126

de planten hebben eigen gemaakt, zitten niet zelden verlegen, als 't er op aankomt om deze vraag te beantwoorden.

De in de meeste bloemen duidelijk herkenbare meeldraden en het aantal stijlen, of de onderlinge zamenvoeging dezer bloemdeelen beslissen deze systematische aangelegenheid in het eerste geval in een oogenblik. De Klassen en Orden van het kunstmatige stelsel zijn scherp begrensd en, al vereenigt men op deze wijze een aantal planten, die, behalve wat den toestand van die organen betreft, geene de minste overeenkomst met elkander hebben, ja, die in alle andere opzigten ver van elkander afwijken, of, al verwijdert men andere ver van elkander, die, overigens op het eerste gezigt als verwanten herkenbaar, alleen verschil opleveren wat de sexuëele organen betreft, men komt spoedig klaar, en, is men slechts daarmede tevreden, dan is 't goed.

De wetenschap echter is daar, op haar tegenwoordig standpunt, in 't geheel niet mede tevreden. Ze wil naauwkeurig bekend zijn met de natuurlijke verwantschap, welke er tusschen de ééne plant en de andere bestaat, en onderzoekt haar daarom in al hare deelen, ten einde te weten te komen aan welke familie het geslacht, waartoe de plant in kwestie behoort, 't naauwst verwant is en waardoor zij van andere, daaraan eveneens zeer nabijkomende, afwijkt.

Nu doet zich echter somwijlen het geval voor, dat een zeker geslacht tot vier, vijf of zes familiën te gelijk gerekend kan worden te behooren, al naar mate men meer gewigt hecht aan den toestand van het ééne orgaan of het andere en men minder let op kleine afwijkingen van andere deelen der plant, of die over 't hoofd ziet; zoodat b.v. zulk een plantengeslacht door dezen om tien redenen gerekend wordt te behooren tot de familie A., waarmede het in alle opzigten, behalve, om iets te noemen in de rigting der meeldraden en den vorm van den kelk afwijkt, terwijl een ander eveneens om tien redenen, maar waarbij juist die twee verschilskenmerken behooren, het tot de familie B rekent, waarvan het echter weêr verschilt door den stamper of de onderdeelen daarvan, waaraan deze echter in dit geval op zijne beurt minder gewigt hecht.

Ik voer dit hier aan, ten eerste omdat de plant, waarvan hier meer bijzonder sprake zal zijn, er aanleiding toe geeft, en ten andere, wijl dit verschijnsel misschien wel eens de opmerkzaamheid van sommige lezers zal getrokken hebben en ze niet wisten waaraan dit toe te schrijven, daar toch namen als b.v. de Jussieu, de Candolle, Endlicher, Koch, le Maout, Decaisne, en onder onze landgenooten Blume, Miquel, enz., aan mannen doen denken, die een hoog standpunt in de kruidkundige wetenschap bereikten, en op wier uitspraak in dit opzigt men geneigd is allezins te vertrouwen; toch heerscht er ook tusschen deze corypheën der wetenschap in dit opzigt vaak verschil van gevoelen, zoodat sommige geslachten door den éénen als tot die, door den anderen als tot eene andere familie gerekend worden te behooren.

Men denkt dan alligt aan een zoeken naar verschil, waar 't eigenlijk niet te vinden was, ten einde, uit een personeel beginsel, een ander een onnaauwkeurigheid voor de voeten te kunnen werpen, of iets dergelijks.

Ik heb geen regt om te beweren, dat het eerste niet nu en dan plaats heeft, zoomin als ik zou kunnen bewijzen, dat er steeds eene uitstekende verhouding tusschen de kruidkundigen onderling heerschte; maar zeker is het dat men zich in dit geval, aldus oordeelende, door den schijn