Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

128

terwijl aan 17 nieuwe bloempluimen de bloemen gedeeltelijk nog open zijn, deels echter reeds aan jonge vruchtjes het aanzijn gaven.

Men heeft het lang in twijfel getrokken of dit heestertje werkelijk tegen ons klimaat bestand zou zijn; thans echter kan men dit als zeker beschouwen. Onder anderen lees ik in een werkje van een in dit opzigt zeer betrouwbaren boomkweeker: „De plant zal vrij goed onze winters verdragen, daar ze bij mij reeds meerdere jaren ongedekt is gebleven, doch behoeft om goed te tieren, eene noordelijke, of ten minste zeer schaduwrijke standplaats"[1]. Ook de heer Rodigas vermeldt, dat, na den winter van 1860–61, die voor vele planten, waarvan men in dit opzigt zeker meende te zijn, noodlottig was, de Skimmia japonica, ondanks eene niet zeer gunstige standplaats, in België niet alleen volstrekt geen letsel kreeg aan de bladeren, maar zelfs de vruchtjes ongedeerd bleven; hij beschouwt dezen nederigen heester dan ook als „un des arbustes à feuilles persistantes les plus beaux que nous ayons en pleine terre"[2].

In den laatsten tijd zijn er door Fortune nog een drietal soorten van dit geslacht in Engeland ingevoerd, die reeds meer en meer verspreid worden. Omtrent de rusticiteit van deze valt echter nog weinig te zeggen, maar zeker is het dat ze alle eene robustere groeiwijze hebben, en dus zonder twijfel hooger zullen worden dan de Sk. japonica.

Het zijn Sk. oblata, met twee variteiten, nl. oblata flore albo en oblata variegata, de eerste gelijk de naam aanduidt met witte bloemen (deze soort zelf heeft roode bloemen), de andere bontbladerig; Sk. ovata, met vrij groote bladeren; deze plant schijnt het sterkst te willen groeijen, en eindelijk Sk. fragrans, met meer smallere bladeren. De bladeren dezer drie soorten zijn lichter groen dan die van de Sk. japonica.

Deze kan zeer gemakkelijk door zaden, onder glas gezaaid en eenigen tijd aldus opgekweekt, alvorens ze in den open grond te zetten, zoo mede door stekken vermenigvuldigd worden. Goede boschgrond of veenaarde is verkieslijk. Ook in potten gekweekt vormen ze zeer fraai gevulde en rijk met vruchtjes beladen heestertjes.

De vruchtjes worden in Japan voor vergiftig gehouden.

 

 

  1. C. de Vos, Beredeneerd Woordenboek der voornaamste heesters en Coniféren. blz. 121.
  2. Em. Rodigas in v. Houtte, Flore des Serres et des jardins de l'Europe. Vol. XIV. pag. 51.