Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/380

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

240

De kelkslippen zijn zeer klein en maar naauwelijks te herkennen; toch, als we goed zien, vinden we er vijf, waarmede de vijf bloemblaadjes afwisselen. Binnen deze zien we tien meeldraden, en te midden van deze drie, somtijds vier stampers. Gewoonlijk bezitten de bloemen der andere soorten maar twee stampers; van daar dat deze plant tot de Orde der Digynia gebragt werd.

De randbloemen zien er heel anders uit. De kleine en bijna onzigtbare kelk heeft hier de overhand gekregen en zich buitengewoon sterk ontwikkeld, de kelkslippen zijn echter ongelijk van grootte, ook van getal, want nú vindt men er vier, dan vijf, ofschoon in 't eerste geval het vijfde toch veelal onder een der overige verscholen zit; dit kelkblad bleef echter in de ontwikkeling ten achteren en is dus op verre na zoo groot niet als de overige.

Hier beheerscht de kelk letterlijk de geheele bloem, ten koste van al de andere bloemdeelen; immers wat vinden we hier nog meer?—Niets dan een knopje in 't midden.

In sommige gevallen echter springt dat knopje open, en dan blijkt dat het uit de vijf onontwikkelde bloemblaadjes bestaat, waarbinnen eenige meeldraden of de stampers vruchtelooze pogingen deden om hun regt te doen gelden, want, zelfs al gelukt het deze om de blaadjes van die mislukte bloemkroon vaneen te doen wijken, dan zijn ze toch zelf veel te zwak om goed voor den dag te komen.

Wanneer de lezer zich de moeite wil geven om eene bloeiwijze van eene Hortensia of eene van deze Hydrangea naauwkeurig te bezien, dan zal hij er altijd enkele van die "sterile" bloemen aan vinden, waar dit knopje openbarstte en afviel en enkele der genitaliën, nu eens meeldraden, dan stampers, altijd zwak, te voorschijn kwamen.

De hier afgebeelde plant is eene verscheidenheid dezer soort, die zich om een eigenaardig karakter zeer aanbeveelt. 't Is namelijk dit, dat de bloemen, wanneer ze pas open zijn gegaan, inzonderheid de groote, de sterile randbloemen, zuiver wit zijn. Weldra echter gaat dit in zacht rose, vervolgens in rood over, welke kleur gestadig donkerder wordt, zoodat men dikwijls aan dezelfde plant onderscheidene nuances tegelijk ziet.

Deze variëteit werd door von Siebold, die eene bijzondere liefde voor deze planten had en er vele invoerde, tijdens zijn laatste verblijf in Japan (1860–61) tegelijk met H. Otaxa, H. stellata en H. paniculata grandiflora vandaar aan zijn etablissement nabij Leiden gezonden en is sedert dien tijd wel verspreid, maar toch nog verre van algemeen geworden.

De Hydrangea's leveren inderdaad verscheidenheid genoeg op, om de verschillende soorten op een perk bijeen te planten, iets wat ik met de meeste gerustheid durf aanraden. Ze verduren toch onze winterkoude vrij goed, als men maar de voorzorg gebruikt van de wortels met blad te dekken, wat, vooral wanneer er eenige op een perk bijeenstaan, zeer gemakkelijk is.

Men vermenigvuldigt ze door stekken en wel in den zomer. Deze groeijen zeer spoedig, zoodat de daarvan gekweekte planten reeds in het volgende voorjaar in den open grond geplant kunnen worden, waar ze zich dan sterk ontwikkelen en spoedig bloeijen.