Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/389

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

MALVA ALCEA Linn.

Nat. familie:

MALVACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

MONADELPHIA POLYANDRIA (Eénbroederige-Veelmannige)[1].

 

 

Het geslacht der Malowen (Malva), 't welk zeer rijk aan soorten, en daarmede genoegzaam over de geheele aarde verspreid is, kenmerkt zich door een paar eigenaardige karakters, die duidelijk genoeg herkenbaar zijn om daarop ook de lezers van dit werk opmerkzaam te maken.

Het behoort tot eene tamelijk uitgebreide familie, die der Malvaceën, waarvan het geslacht Malva als type genomen is, gelijk die ook daarnaar genoemd werd, en waartoe een dertigtal verschillende geslachten gebragt zijn, die echter door den leek niet alle even gemakkelijk van elkander te onderscheiden zijn.

Enkele daarvan zijn den lezer gewis bekend; met het meerendeel zal dit echter wel niet het geval zijn, daar die van tropischen of subtropischen oorsprong zijn, derhalve alleen in warme of koude kassen gekweekt kunnen worden, en ten deele hoogstens gedurende de zomermaanden onze open lucht verdragen.

Onder de meest bekende behoort zonder twijfel de Stokroos (Althæa rosea), waarvan men weleer een aantal verschillende in de tuinen aantrof, en die, de plant moge ook al eene niet zeer gracieuse groeiwijze en een stijf voorkomen hebben, toch met alle regt fraai te noemen is.


  1. De klasse der Eénbroederige is de 16e van het Linnæaansche stelsel, en omvat alle planten, in welker bloemen de meeldraden tot één bundel zijn zamengegroeid, terwijl de vrij gebleven helmknopjes het aantal daarvan aanwijzen. Hieronder zijn echter niet begrepen die Vlinderbloemige (Papilionaceæ) waarbij hetzelfde het geval is, maar die daarom toch niet minder tot de Tweebroederige gerekend worden. De Orde der Veelmannige toont aan dat bij de daartoe behoorende planten het aantal zamengegroeide meeldraadjes vrij groot is.
62