Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

LYCHNIS GRANDIFLORA Jacq.[1]

Var.: SANGUINEA.
 ALBO-STRIATA.
 ALBA (L. Sieboldii v. Htte).

Nat. Familie:

CARYOPHYLLEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

DECANDRIA PENTAGYNIA (Tienmannige-Vijfwijvige)[2].

 

 

De familie der Caryophylleën of Anjelierachtige planten was steeds en is nog altijd eene van die, welke door een aantal leden in onze tuinen vertegenwoordigd worden niet alleen, maar die daarin zelfs sedert lang het burgerregt verkregen hebben. Mogen dan ook enkele er van, door den stroom, die gestadig nieuwe planten aanvoert, al eens naar den kant gedreven, ja een eind weggevoerd en daardoor tijdelijk zelfs uit het gezigt geraakt zijn, men verloor ze daarom toch niet uit het geheugen, zooals dat het lot van vele andere was, maar gaf zich zelfs vaak de moeite om ze nu en dan weer op te zoeken, ten einde ze op hare plaats terug te brengen, in hare eere te herstellen.

Ik herinner slechts aan de prachtige en geurige Anjelieren (Dianthus Caryophyllus), de Chineesche Anjers (Dianthus chinensis), waarvan we vooral in de laatste jaren zulke prachtige verscheidenheden leerden kennen, de Constantinopels (Lychnis chalcedonica), de


  1. Bij vergissing is de naam onder de plaat onjuist gesteld, 't welk eerst bleek toen deze afgedrukt was. Men gelieve dien dus te lezen, zooals die aan het hoofd dezer bladzijde opgegeven is.
  2. De klasse der Tienmannige, de tiende van het sexuëele stelsel van Linnaeus, bevat alle hermaphroditische planten, in welker bloemen tien vrije, d.i. niet onderling vereenigde, meeldraden voorkomen; terwijl in de orde der Vijfwijvige weder die planten der Tienmannige zamengevat zijn, waar vijf stampers het centrum der bloem innemen; derhalve bloemen met tien vrijë meeldraden en vijf stampers.
5