Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/68

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
43
DE FRANSCHE KAMP.

kunnen er verblijven en worden er, sommigen van zeer jong af, verpleegd tot op negenjarigen leeftijd; dan bestaat er gelegenheid voor hen om opgenomen te worden in het Blinden-instituut te Amsterdam, of te Grave, meer bepaald voor vakopleiding.

Wanneer men dan hier ziet hoe ver sommigen het gebracht hebben in het vlug lezen van Braille-druk, in het vlechten, enz., of een der kleinen op een harmonica hoort spelen, die bijna zoo groot is als de kleine zelf, terwijl de anderen daarbij zingen, dan wordt men vervuld van eerbied voor de vrouw, die daar op deze betrekkelijk eenzame plaats, nu wel haast een kwart-eeuw haar leven, haar zorg en haar liefde aan deze door de natuur misdeelden wijdde.

Men wordt bij zulk een bezoek niet vroolijk gestemd, dat is waar, maar toch is het opwekkend daar te zien wat liefde en onuitputtelijk geduld vermogen, om het leven dezer ongelukkigen draaglijk te maken.

Voorbij Midden-Eng rijst de grintweg aanzienlijk; een minder hellend gedeelte volgt, en wij komen nu spoedig aan den Buurtweg, dien we op een vorige wandeling ten deele leerden kennen; schuin tegenover dezen weg staat een bank (zie bladz. 33).

Weer wat verder en we zijn op de plek waar een breede weg rechts van den weg afwijkent. 't Is de z.g. Zandweg naar Nol in 't bosch en Oranje-Nassau's-oord, dien we bij een volgende gelegenheid eens af zullen wandelen.

Het uitgestrekte dennenbosch ter linkerzijde van den grintweg is de Fransche kamp.

Wij konden de nu eerstvolgende laan daarvan wel ingaan, maar we doen dit niet; mogelijk komen we daar weer uit het bosch; 't ligt er aan of we onze wandeling al dan niet willen bekorten.