Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/93

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
66
NAAR NOL IN ’T BOSCH.

den Molenweg rechtuit, rechts met hakhout bezet, links door hoog dennenbosch begrensd. Ook door deze dennenbosschen, gelijk uit de naambordjes blijkt, aan Mevr. Lemaître toebehoorende, loopen mooie wandelwegen.

De hier langzaam doch goed merkbaar dalende weg is nu ter rechterzijde door dennenbosch en links door een beukenbosch begrensd, en lang duurt het niet of wij zien weer een bank ter linkerzijde staan.

Zoo langzamerhand komen we aan het laatste gedeelte, waar de oude Beuken ophouden, en jongere aan de linkerzijde beginnen, en nu hebben we een mooi panorama rechts vóór ons uit, dat echter spoedig door akkermaalshout weêr aan ons oog wordt omtrokken.

Nog wat verder en we staan aan den Zoomweg. Rechtuit verandert hier de Molenweg van een bosch- in een landweg, en hebben we hem dan ook niet langer te volgen.

Daar, waar het lage eikenbosch eindigt, slaan we rechtsom en volgen nu den Zoomweg in N. Westelijke richting.

Zeer gelijk is deze weg juist niet; 't is een ruwe karreweg, met diepe wagensporen en waar hier en daar een voetpad maar juist te herkennen is. Maar daar denkt men niet aan, of liever, er ligt een eigenaardig genot in, zulke kleine moeilijkheden te overkomen.

Immers het is bepaald een mooie, ofschoon dan ook een zonnige weg, met de uitgestrekte langzaam dalende vlakte ter ééne, en de dichte bosschen, nú vlak aan den weg, dan weer op kleinen afstand, ter andere zijde.

Een klein eindje voorbij een alleenstaande heesterachtige Denneboom, bij een paal, waarop men kan lezen dat het verboden is daar te jagen, heeft men een der fraaiste uitzichtspunten. Links Wageningen, verderop