Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/147

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
129
EEN HOOFDSTUK ALS TOEGIFT.

kelkblaadjes, die men aan de achterzijde der bloem ziet. Haar beide eigen dochters—de twee zijdelingsche bloemblaadjes—zitten, links en rechts, aan hare zijden, elk afzonderlijk op een stoel—een kelkblad; ook deze zijn fraai uitgedost. Haar beide stiefkinderen echter—de beide bovenste bloemblaadjes—zijn wel flink en kloek van gestalte, en hebben een fraai geproportioneerden lichaamsbouw, maar, als vreesde de stiefmoeder dat zij haar meest geliefde, eigen kinderen zouden overschaduwen, ze kleedde deze slechts in een éénkleurig, donker gewaad. Het zijn de asschepoesters van 't gezin, en, opdat ze zich dan ook niet al te zeer aan gemak zouden gewennen, gaf ze dezen met haar beiden slechts één stoel—het vijfde kelkblaadje—waarmee ze zich maar moeten weten te behelpen.

Wanneer men de bloem zoo vóór zich heeft, ziet men slechts het kleed der stiefmoeder. Plukt men echter de bloemblaadjes af, dan ziet men haar, zoo heet het althans, zitten op het graf der eerste moeder harer beide veronachtzaamde stiefkinderen. En werkelijk is deze gelijkenis zeer opmerkelijk. De knopvormige stempel stelt haar hoofd en hals, de