daarvan niets dan den grooten, kopvormigen, hollen stempel, die er even bovenuit steekt. De meeldraden vormen als 't ware een mantel om het vruchtbeginsel heen, terwijl toch de aanwezigheid hiervan door dien dikken stempel verraden wordt.—Ook hebben we die helmknopjes maar even van elkander te verwijderen, om den geheelen stamper, n.l. het rondachtige vruchtbeginsel, den dunnen stijl, door den dikken, hollen stempel gekroond, vóór ons te zien.
Wat echter, nadat we de bloemblaadjes verwijderd hebben, het meest onze opmerkzaamheid trekt, is dit, dat twee dier meeldraadjes aan hun voet eveneens in staartjes of sporen uitloopen, welke beide spoortjes in die ééne grootere spoor van het onderste bloemblad verborgen zaten.
Dit is een inderdaad hoogst zeldzaam voorkomend geval en voor het Viooltje inzonderheid kenmerkend.
Waartoe die nectar bevattende spoor van het bloemblad der plant dienstig is, gelooven we tegenwoordig vrij goed te begrijpen, maar omtrent het nut van deze beide spoortjes der meeldraden zou het, naar ik meen, vooralsnog vrij moeilijk vallen, een eenigszins gegronde gissing te maken.