kelijk sommige, welker bloempjes weder geheel zwart waren; terwijl die van andere ten deele meer geel, deels purperkleurig waren. Eén plantje echter was erbij, dat zich door de kleur der bloemen zeer eigenaardig van al de andere onderscheidde. Ook die bloempjes waren wel is waar geheel zwart, maar ongeveer op het midden van elk der beide zijdelingsche bloemblaadjes zag men een wit vlekje.
Dit plantje trok Mevrouw Stolman inzonderheid sterk aan. Ze kon dien kant niet uitgaan of ze liep er eens langs, en bleef er dan altijd even bij stilstaan. Die zwarte bloempjes, elk met een paar glinsterend witte oogjes, maakten een indruk op haar, waarvan zij zichzelve vruchteloos poogde rekenschap te geven.
— 't Is precies of ze u aankijken, maar vriendelijk en vertrouwelijk; of ze u toelonken en of ze u willen toespreken, zei ze eens tot den majoor.
— Gekheid!—antwoordde deze;—sentimenteele vrouwengrillen. Gij vrouwen moogt wezen wat ge wilt, en—voegde hij er, als om 't wat te verzachten, bij,—over 't algemeen zijt ge lief en goed, maar, hoe verstandig gij somtijds ook kunt redeneeren en handelen, vrouwen blijft ge toch, en die