Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
54
DE VRIENDEN.


zou hebben kunnen vormen. Hier heerschten een leven en eene beweging, wèl in staat om den mensch ontzag in te boezemen voor het menschelijk genie, voor zijn eigen kracht; of liever voor de kracht die, in steenkool en water verborgen en als 't ware vastgelegd, door hem zichtbaar gemaakt werd en vrij; welke hij weet te leiden en zich ten nutte te maken op honderderlei wijzen; welke al die raderen, hefboomen, zuigers, enz. in beweging brengt, sommige de duizenden ponden zware armen opheffende, als om elkander te verbrijzelen; terwijl men toch alles strijkelings langs elkander ziet loopen, met mathematische regelmatigheid en zonder eenige stoornis. Waarlijk, die dat alles ziet, die 't hier ziet, kan niet anders dan 's menschen vindingrijkheid bewonderen, die zooveel van de geheimen der natuur wist te ontraadselen, dat hij niet alleen in staat was die kracht vrij te maken, maar tevens haar te dwingen, hem, den zwakken, in alles te gehoorzamen; hij moet wel tot de overtuiging komen, dat er voor kracht zoomin als voor groot en klein, andere grenzen zijn in de natuur, dan die onze nog altijd zoo bekrompen verbeelding zich voorstelt.—