Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/108

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
92
BOOMEN IN DE STEDEN.

gaat dus niet aan, er maar zoo zonder complimenten den staf over te breken.

Ze is zelfs zoo natuurlijk, dat hij, die van plantencultuur niets afweet, die leek is in alle opzichten, alleen reeds door overweging tot hetzelfde beginsel komt.

Ik dacht daaraan, toen ik kort geleden, in een der Leidsche Couranten, een ingezonden stuk las, waarin iemand, die met veel schijn van gezag over het boomensnoeien sprak, met een stuk of wat goedkoope uien, door middel van welker krachtig sap hij de lezers tranen (van 't lachen) uit de oogen meende te persen—overigens een niet zeer keurig middel om hen voor zijn betoog te winnen,—uitvoer tegen het zomersnoeien der boomen. Daarbij werden menschen aan de kaak gesteld, die volgens hun beste weten handelden, en die (een degelijk zaakkundige verklaarde het daarna openlijk) goed werkten, en derhalve heel wat anders verdienden dan door leekewijsheid berispt te worden.

Wat toch was het geval.

Vroeger stonden langs het Rapenburg zware Iepeboomen. Deze had men jaarlijks aan de zijde der huizen geschoren, maar aan den waterkant rustig laten doorgroeien. Door deze zeer onoordeelkundige behandeling jaren achtereen vol te houden, werden die boomen natuurlijk zeer eenzijdig en overwichtig, zoodat ze gevaar liepen, bij een zwaren zomerstorm omvergerukt te worden.

Ze hielden het echter staande, hoewel het gevaar met ieder jaar grooter werd.

Toen er echter eindelijk eenigen ziek werden, en de meeste overigen blijkbaar ook hol waren, besloot men die misvormde boomen te rooien.

Daar ging natuurlijk een storm van verontwaardiging tegen