Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/136

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
120
VOORUIT . . . . ACHTERUIT.

Inderdaad die vragen schijnen, als men zulke dwaasheden onder de oogen krijgt, gerechtvaardigd.

En ze zijn gerechtvaardigd, wanneer zij, die tot den beschaafden stand behooren, zich door zulke lokvinken laten vangen.

Wat zou Linnæus wel zeggen, wanneer hij, honderd jaar nadat hij, door overspanning bijna kindsch geworden, den laatsten adem uitblies, zulk een boekje in handen kreeg?

Met welken naam moet men zulke nonsensuitkramerij bestempelen?

Stel u nu maar eens voor, mijn waarde heer liefhebber, gij die zelfs Latijn kent, dat ge een vijftigtal planten bezit, waarvan ge zulke namen moet onthouden. Is het niet om er gek van te worden?[1]

Stel u eens voor, hoe uw tuinbaas er zich door zal redden, als hij die namen op de etiquetten moet schrijven, en wat daarvan te recht zal komen, zoo hij ze in 't najaar, wanneer ze half uitgewischt zijn, er weer van zal aflezen, om u een lijstje te geven van wat ge hebt!!

Ik neem voor een oogenblik aan, dat die nieuwigheden (want dit zijn het natuurlijk!) werkelijk nieuw zijn, en dat de aldus aangeboden of aanbevolen planten inderdaad van die men reeds kende verschillen; waarom dan niet eenvoudig gezegd Primula Platz of wat ook? 't Klinkt leelijk, maar het is gebruikelijk en bruikbaar.

Nu gaat zachtjes aan de één den ander in die onhoudbare dwaasheid navolgen, en zullen we, wie weet hoe spoedig,

  1. Ik breng dat vooral daarom hier ter sprake, wijl juist die bloemplanten, welke in dergelijke handelscatalogi worden aangeboden voor het groote publiek bestemd zijn, dat men met dien bombast wil vangen en... dat zich er werkelijk maar al te vaak door liet vangen.