Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/218

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

WAT VEEL GEVERGD.

 

 

 
n een gezellige kamer van een net huis in een Geldersch dorp zijn een vijftal personen om een tafel gezeten. Ze verschillen zeer in ouderdom en voorkomen. Twee ervan, de oudsten, wij noemen ze A. en B,, zijn tuinlieden op buitenplaatsen, en hebben daarbij elk een paar plantenkassen onder hun beheer; 't zijn flinke, degelijke mannen, met veel ondervinding, en wier planten gezien mogen worden. De derde, dien wij C. noemen, is de dokter van het dorp; deze is van middelbaren leeftijd en een groot liefhebber van planten; hij heeft een kleinen tuin, daarin een vierraamsch kasje en een bak, en ploetert daarin zelf, maar toch oogst hij steeds lof in voor de fraaie planten, die in elk jaargetij voor zijn ramen staan.

Het is op diens kamer dat het gezelschap bijeen is.

De vierde is de hoofdonderwijzer D, pas sedert een paar jaren in het dorp woonachtig, liefhebber van de natuur en als zoodanig ook een plantenvriend, en die in zijn tuin zoowat