willen helpen tegengaan. Mogen dezen door een kleine moeite en een geringe opoffering daarvan blijk geven." —
Nadat mevrouw Nurks dit stuk had voorgelezen. waarbij ze door haren heer gemaal geen oogenblik in de reden gevallen werd, niettegenstaande deze aan zijn plan om te gaan slapen geen gevolg had gegeven, maar steeds met zijn vinger op de tafel een beweging maakte van trommelen, zonder daardoor echter de lezeres te storen, zag zij hem met een ietwat ondeugend lachje aan.
Daar had zij echter geen voldoening van, wart hij zat in het volle karakter zijner nurkschheid, recht voor zich uit te kijken.
— Is 't uit?
— Ja, maar wat beteekent die W. er onder? 't Was toch beter geweest als ....
— Kom, nu hou je je maar onnoozel, dat weet je toch net zoo goed als ik. Geef me nu dat blad maar hier.
— En hoe is het, heb ik het niet geraden, laat jij je nu ook niet inschrijven voor die Vereeniging? Ik wil je des noods dien gulden in 't jaar wel van mijn huishoudgeld geven.
— Ik zal... Maar dat zal ik je morgen wel vertellen; laat me nu een half uurtje slapen.
Daar had Mevrouw natuurlijk niets tegen, want zij wist dat ze 't pleidooi gewonnen had.