Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/358

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
342
OPSTANDELINGEN.

satie van een zaadkorrel, gevoegd bij de chemische samenstelling van het weefsel waaruit die bestaat, van dien aard is, dat de korrel, als uitwendige invloeden er niet storend op werken, in denzelfden toestand blijft bestaan, terwijl alleen door invloeden van buiten: vocht, warmte en lucht er chemische omzettingen plaats hebben (opneming van andere stoffen en uitbreiding van het weefsel, groei derhalve van de kiem) die wij allen onder den naam van leven samenvatten, maar daar tegelijk oorzaak en uitvloeisel van zijn?

Deze meening, veronderstelling, voorstelling of hoe men het belieft te noemen, is echter onvereenigbaar met het denkbeeld van stofwisseling bij rustend zaad.

Ook Prof. de Vries neemt de mogelijkheid aan, dat sommige zaden een paar eeuwen oud kunnen worden; immers hij zegt dat er geen gewaarborgde feiten bestaan, die voor een langer levensduur pleiten, maar dat een levensduur van meer dan een eeuw tot de zeldzaamheden behoort.

Het komt mij echter voor, dat het hiermede gesteld is als met den ouderdom der Dicotyledonische boomen. Wanneer men toch weet dat die als het ware ieder jaar verjongd worden, wijl zich in den stam jaarlijks een nieuwe houtlaag om de ouderen vormt, terwijl de twijgen moeten geacht worden even zoo vele jonge, tot een groote kolonie vereenigde individuën te zijn, gelijk dit met langzaam maar gestadig aangroeiende koraalbanken het geval is; wanneer men daarbij weet dat er boomen zijn wier leeftijd bij eeuwen telt, terwijl hun gezond en krachtig voorkomen elke gedachte aan een einde van die ontwikkeling verbant, dan komt men als vanzelf tot de conclusie, dat, wanneer invloeden van buiten daarop geen storenden invloed hebben, dit leven eindeloos moet zijn.