Handwoordenboek der Grieksche taal/Ἀ - Αγγελλω
Uiterlijk
Handwoordenboek der Grieksche taal (1823) door J.T. Bergman |
Uitgegeven in Zutphen door H.C.A. Thieme. |
- Ἀ, ook ἂ ἄ, interj. van verwondering; ἆ, ἆ, van klagt; ἃ, ἅ, als men lacht.
- Αβαξ, ακος, ο, eene plaat, een bord of eene tafel, b. v. om te rekenen, te spelen, figuren te teekenen; ook eene pronktafel voor drinkgereedschap in de eetkamer. Dim. αβακιον, το, en αβακισκος, ο.
- Αγαθις, ιδος, η, een kluwen.
- Αγαθος, η, ον, goed, braaf, deugdelijk in zijne soort. Τα αγαθα, goederen, vermogen; 2) goede hoedandigheden der ziel, deugden. Αγαθοτης, η, en αγαθοσυνη, goedheid, braafheid.
- Zamengestelde woorden zijn, b v.
- Αγαθοεργος, (contr. αγαθουργος) ο, η, weldadig (uit αγαθος en εργον). Αγαυουργεω, fut. ησω, ik handel braaf. Αγαυουργια, η, brave handelwijs.
- Αγαθοποιας, ο, η, weldadig (uit αγαθος en ποιεω).
- Αγαν, adv. zeer. Υπεραγαν, boven mate zeer.
- Αγανακτεω (van αγαν en αγω), fut. ησω, ik betoon, gedraag mij heftig, b. v. 1) van toorn: ik ben vertoornd, kwaad, misnoegd; 2) van smart: ik ben bedroefd, spring op van pijn, ik steun, kerm.
- Αγανακτησις, εως, η, de ontevredenheid, de droefnis.
- Αγανακτικος, η, ον, misnoegd, vertoornd, gemelijk.
- Αγγαρος, ο, (een woord van Perzischen oorsprong) een rijdende bode, courier.
- Αγγαρειον, το, en αγγαρεια, η, de dienst, verrigting eens couriers, het postrijden, Τα αγγαρα, de afstanden, welke een courier dagelijks aflegt, poststations.
- Αγγελλω, fut. αγγελω, aor. 1. ηγειλα, ik kondig aan, maak bekend, geef kennis, meld, verhaal.
- Αγγελος, ο, η, bode; 2 de boodschap.
- Αγγελμα, ατος, το, en αγγελια, η, de boodschap. Αγγελιαφορος, ο, η, de overbrenger eener boodschap (van φερω). Αγγελιαφορεω, fut. ησω, ik breng een boodschap over.
- Αναγγελλω, ik maak wederom bekend, geef berigt.
- Απαγγελλω, ik verkondig, berigt; verklaar, benoem. Απαγγελια, η, het berigt, de uitspraak, uitdrukking.