Naar inhoud springen

Richtlijn betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's

Uit Wikisource
[ 1 ]

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (91/250/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

In samenwerking met het Europese Parlement [2],

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

Overwegende dat computerprogramma's thans niet in alle Lid-Staten door de geldende wetgeving duidelijk worden beschermd; dat waar deze bescherming wel bestaat, zij uiteenlopende kenmerken vertoont;

Overwegende dat voor de ontwikkeling van computerprogramma's belangrijk menselijk en technisch potentieel en aanzienlijke financiële middelen moeten worden ingezet, terwijl zij kunnen worden gekopieerd voor een fractie van de kosten die moeten worden besteed om deze programma's zelfstandig te ontwikkelen;

Overwegende dat computerprogramma's in een groot aantal sectoren van het bedrijfsleven een steeds belangrijkere rol spelen; dat de technologie voor computerprogramma's dan ook als van fundamenteel belang voor de industriële ontwikkeling van de Gemeenschap kan worden beschouwd;

Overwegende dat verschillen die in de door de wetgeving der Lid-Staten voor computerprogramma's geboden rechtsbescherming bestaan, een rechtstreekse en negatieve invloed hebben op de werking van de gemeenschappelijke markt voor computerprogramma's; dat het gevaar bestaat dat deze verschillen nog zullen toenemen wanneer door Lid-Staten nieuwe wettelijke bepalingen ter zake worden uitgevaardigd;

Overwegende dat verschillen die een dergelijke invloed hebben, dienen te worden weggenomen, en dat moet worden voorkomen dat zich nieuwe verschillen zullen voordoen, terwijl omgekeerd verschillen die de werking van de gemeenschappelijke markt niet noemenswaardig beïnvloeden, niet behoeven te worden weggenomen, noch behoeft te worden voorkomen dat er nieuwe ontstaan;

Overwegende dat het communautaire juridische kader op het stuk van de bescherming van computerprogramma's in eerste aanleg dan ook kan worden beperkt tot de regel dat de Lid-Staten computerprogramma's op grond van het auteursrecht als werk van letterkunde dienen te beschermen en tot voorschriften waarin wordt geregeld wie en wat moet worden beschermd, op grond van welke exclusieve rechten beschermde personen hun toestemming voor bepaalde handelingen kunnen verlenen of deze kunnen verbieden, alsmede de duur van de bescherming;

Overwegende dat met het oog op deze richtlijn de term "computerprogramma" alle programma's in gelijk welke vorm moet omvatten, met inbegrip van programma's die in de apparatuur zijn ingebouwd; dat deze term eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerp-materiaal moet omvatten dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden;

Overwegende dat bij de vaststelling of een computerprogramma een oorspronkelijk werk is geen criteria mogen worden toegepast met betrekking tot de kwalitatieve of esthetische waarde van het programma;

Overwegende dat de Gemeenschap zich volledig inzet voor de bevordering van internationale standaardisering;

Overwegende dat een computerprogramma de communicatie en wisselwerking met andere componenten van een computersysteem en met gebruikers ervan moet verzorgen en dat hiervoor een logische en, waar nodig, fysieke koppeling en interactie is vereist, waardoor tussen alle elementen van de programmatuur en apparatuur in alle door deze te vervullen functies enerzijds en andere [ 2 ]programmatuur en apparatuur, alsmede de gebruikers anderzijds een passende wisselwerking mogelijk is;

Overwegende dat de onderdelen van het programma die koppeling en interactie tussen componenten van een systeem verzekeren, algemeen met de term "interfaces" worden aangeduid;

Overwegende dat die functionele koppeling en interactie algemeen met de term "compatibiliteit" wordt aangeduid; dat een dergelijke compatibiliteit kan worden omschreven als "het vermogen om informatie uit te wisselen en om deze uitgewisselde informatie onderling te gebruiken";

Overwegende dat onzekerheid dient te worden vermeden, en dat dus duidelijk moet worden gesteld dat alleen de uitdrukkingswijze van een computerprogramma wordt beschermd, en dat ideeën en beginselen die aan enig element van een programma - inclusief de bijhorende interfaces - ten grondslag liggen, niet overeenkomstig deze richtlijn door het auteursrecht worden beschermd;

Overwegende dat ideeën en beginselen overeenkomstig dat principe van het auteursrecht niet uit hoofde van deze richtlijn worden beschermd, in zoverre logica, algoritmen en programmeertalen uit deze ideeën en beginselen zijn opgebouwd;

Overwegende dat de uitdrukking van die ideeën en beginselen overeenkomstig de wetgeving en de rechtspraak van de Lid-Staten en de internationale auteursrechtconventies door het auteursrecht moet worden beschermd;

Overwegende dat voor de toepassing van deze richtlijn onder "verhuur" wordt verstaan het voor een beperkte tijdsduur en met winstoogmerk voor gebruik beschikbaar stellen van een computerprogramma of kopieën daarvan; dat deze term niet openbare uitlening omvat, die derhalve buiten het toepassingsgebied van de richtlijn valt;

Overwegende dat op de exclusieve rechten van de auteur om de ongeoorloofde reproduktie van zijn werk te verhinderen een beperkte uitzondering moet worden gemaakt in het geval van een computerprogramma, ten einde de reproduktie toe te laten die technisch noodzakelijk is voor het gebruik van dat programma door de rechtmatige verkrijger; dat dit betekent dat het laden of in beeld brengen, dat noodzakelijk is voor het gebruik van een rechtmatig verkregen kopie van een programma, alsmede het corrigeren van fouten, niet bij overeenkomst mag worden verboden; dat, bij gebreke van uitdrukkelijke contractuele bepalingen, ook wanneer een kopie van het programma verkocht is, elke andere handeling die nodig is voor het gebruik van de kopie van een programma, door een rechtmatig verkrijgen van die kopie kan worden verricht overeenkomstig het ermee beoogde doel;

Overwegende dat een persoon die het recht heeft een computerprogramma te gebruiken niet mag worden belet om de handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om de werking van het programma waar te nemen, te bestuderen of te testen, voor zover die handelingen het auteursrecht in dat programma niet schenden;

Overwegende dat de ongeoorloofde reproduktie, vertaling, bewerking en omzetting van de codevorm waarin een kopie van een computerprogramma ter beschikking wordt gesteld, een inbreuk vormt op de exclusieve rechten van de auteur;

Overwegende dat er zich echter omstandigheden kunnen voordoen waarin een dergelijke reproduktie van de code en vertaling van de vorm van die code in de zin van artikel 4, onder a) en b), van deze richtlijn, onmisbaar is om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen voor het tot stand brengen van de compatibiliteit van een onafhankelijk gemaakt programma met andere programma's;

Overwegende dat alleen in deze zeldzame gevallen de uitvoering van de handelingen van reproduktie en vertaling door of voor een persoon die het recht heeft een kopie van het programma te gebruiken als rechtmatig moet worden beschouwd en in overeenstemming met normale praktijken, en daarom moet worden geacht geen toestemming van de rechthebbende te vereisen; Overwegende dat deze uitzondering onder meer ten doel heeft het mogelijk te maken alle componenten van een computersysteem, ook die van verschillende fabrikanten, aan elkaar te koppelen, zodat die systemen samen kunnen functioneren; [ 3 ]

Overwegende dat van die uitzondering op de exclusieve rechten van de auteur geen gebruik mag worden gemaakt op een wijze die de gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende in gevaar brengt of die tegen een normaal gebruik van het programma indruist;

Overwegende dat, om in overeenstemming te blijven met de bepalingen van de Berner Conventie tot bescherming van literaire en artistieke werken, de bescherming zal worden verleend gedurende het leven van de auteur en voor de duur van vijftig jaren te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op diens dood, of in het geval van een anoniem werk of een werk onder pseudoniem voor de duur van vijftig jaren te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op dat waarin het werk voor het eerst is gepubliceerd;

Overwegende dat de bescherming van computerprogramma's op grond van het auteursrecht geen afbreuk mag doen aan de toepassing, waar dit geboden is, van andere vormen van bescherming; dat echter elk contractueel beding dat strijdig is met artikel 6 of met de in artikel 5, leden 2 en 3, bedoelde uitzonderingen, nietig is;

Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn geen afbreuk doen aan de werking van de regels met betrekking tot concurrentie krachtens de artikelen 85 en 86 van het Verdrag ingeval een dominante leverancier weigert de informatie beschikbaar te stellen welke noodzakelijk is voor de compatibiliteit, zoals gedefinieerd in deze richtlijn;

Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn geen afbreuk mogen doen aan reeds vastgestelde, specifieke vereisten van het Gemeenschapsrecht met betrekking tot de publikatie van interfaces in de telecommunicatiesector noch aan beschikkingen van de Raad met betrekking tot de normalisatie op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie;

Overwegende dat deze richtlijn de overeenkomstig de Berner Conventie in de nationale wetgevingen opgenomen afwijkingen onverlet laat voor wat betreft de niet door de richtlijn bestreken onderwerpen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Voorwerp van de bescherming

1. Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma's door de Lid-Staten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. De term "computerprogramma" in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.

2. De bescherming overeenkomstig deze richtlijn wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk beschermd.

3. Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt mogen geen andere criteria worden aangelegd.

Artikel 2 Auteurschap van het programma

1. De maker van een computerprogramma is de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft of, indien de wetgeving van de Lid-Staat zulks toestaat, de rechtspersoon die door de nationale wetgeving als rechthebbende wordt aangemerkt. Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat collectieve werken erkent, wordt degene die volgens die wetgeving geacht wordt het programma gemaakt te hebben, als de maker ervan beschouwd.

2. Indien een computerprogramma door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk gemaakt is, zijn deze personen gezamenlijk houder van de exclusieve rechten.

3. Indien een computerprogramma gemaakt is door een werknemer bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van zijn werkgever, is de werkgever bij uitsluiting bevoegd de economische rechten met betrekking tot het programma uit te oefenen, tenzij bij overeenkomst anders werd bepaald.

Artikel 3 Beschermde personen [ 4 ]

Bescherming wordt verleend aan alle natuurlijke en rechtspersonen die uit hoofde van het nationale auteursrecht voor bescherming van werken van letterkunde in aanmerking komen.

Artikel 4 Handelingen waarvoor toestemming vereist is

Onverminderd de artikelen 5 en 6 omvatten de exclusieve rechten van de rechthebbende in de zin van artikel 2 het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:

a) de permanente of tijdelijke reproduktie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma deze reproduktie van het programma noodzakelijk is, is voor deze handelingen toestemming van de rechthebbende vereist;

b) het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproduktie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert;

c) elke vorm van distributie, met inbegrip van het verhuren, van een oorspronkelijk computerprogramma of kopieën daarvan onder het publiek. De eerste verkoop in de Gemeenschap van een kopie van een programma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de Gemeenschap, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren van het programma of een kopie daarvan.

Artikel 5 Uitzonderingen voor handelingen waarvoor toestemming nodig is

1. Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald is, is voor de in artikel 4, onder a) en b), genoemde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.

2. Het maken van een reservekopie door een rechtmatige gebruiker van het programma kan niet bij overeenkomst worden verhinderd indien die kopie voor bovenbedoeld gebruik nodig is.

3. De rechtmatige gebruiker van een kopie van een programma is gemachtigd om zonder toestemming van de rechthebbende de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma.

Artikel 6 Decompilatie

1. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist indien de reproduktie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel 4, onder a) en b), onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de compatibiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma's tot stand te brengen, op voorwaarde dat:

a) deze handelingen worden verricht door de licentiehouder of door een ander die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor hun rekening door een daartoe gemachtigde persoon;

b) de gegevens die nodig zijn om de compatibiliteit tot stand te brengen nog niet eerder snel en gemakkelijk beschikbaar zijn gesteld voor de onder a) bedoelde personen; en c) deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van compatibiliteit noodzakelijk zijn.

2. Het bepaalde in lid 1 biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie:

a) voor een ander doel dan het tot stand brengen van de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt;

b) aan derden wordt meegedeeld, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma; of c) wordt gebruikt voor de ontwikkeling, produktie of [ 5 ]het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

3. In overeenstemming met de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, mag dit artikel niet zodanig uitgelegd worden dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende oplevert of het normale gebruik van het computerprogramma belemmert.

Artikel 7 Bijzondere beschermingsmaatregelen

1. Onverminderd de artikelen 4, 5 en 6, voorzien de Lid-Staten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, in passende sancties tegen personen die de volgende, onder a), b) en c), genoemde handelingen verrichten:

a) in het verkeer brengen van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is;

b) bezit voor commerciële doeleinden van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is;

c) in het verkeer brengen of bezit voor commerciële doeleinden van middelen die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van enigerlei technische voorziening te vergemakkelijken die voor de bescherming van een programma getroffen mocht zijn.

2. Een onrechtmatige kopie van een computerprogramma kan in beslag worden genomen overeenkomstig de wetgeving van de betrokken Lid-Staat.

3. De Lid-Staten kunnen bepalen dat de in lid 1, onder c), bedoelde middelen in beslag worden genomen.

Artikel 8 Duur van de bescherming

1. De bescherming wordt verleend zolang de maker in leven is en tot vijftig jaar na zijn overlijden of na het overlijden van de langstlevende maker; indien het computerprogramma anoniem of onder een pseudoniem openbaar gemaakt is, of indien, overeenkomstig artikel 2, lid 1, een rechtspersoon volgens de nationale wetgeving geacht wordt het programma gemaakt te hebben, duurt de bescherming vijftig jaar nadat het programma voor het eerst op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt. Deze termijn wordt geacht aan te vangen op 1 januari van het jaar dat volgt op bovengenoemde gebeurtenissen.

2. De Lid-Staten waar reeds een langere beschermingsduur van kracht is dan de in lid 1 genoemde, mogen hun huidige termijn handhaven totdat de beschermingsduur voor auteursrechtelijk beschermde werken in een meer algemene zin door het Gemeenschapsrecht is geharmoniseerd.

Artikel 9 Toepassing van andere wettelijke bepalingen

1. Deze richtlijn laat andere wettelijke bepalingen zoals die betreffende octrooien, merken, oneerlijke mededinging, bedrijfsgeheim, het overeenkomstenrecht en de bescherming van halfgeleiderprodukten, onverlet. Elk contractueel beding dat strijdig is met artikel 6 of met de in artikel 5, leden 3 en 5, bedoelde uitzonderingen, is nietig.

2. De bepalingen van deze richtlijn gelden eveneens voor programma's die vóór 1 januari 1993 gemaakt zijn, onverminderd vóór die datum verrichte handelingen en verworven rechten.

Artikel 10 Slotbepalingen

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1993 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de bepalingen van nationaal recht mee die zij vaststellen op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is. [ 6 ]

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 14 mei 1991. Voor de Raad De Voorzitter J. F. POOS



  1. PB nr. C 91 van 12. 4. 1989, blz. 4, en PB nr. C 320 van 20. 12. 1990, blz. 22.
  2. PB nr. C 231 van 17. 9. 1990, blz. 78, en Besluit van 17 april 1991 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  3. PB nr. C 329 van 30. 12. 1989, blz. 4.