Rime (Dante)/LXIX - Di donne io vidi una gentile schiera

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
   Werk in uitvoering   


Dit artikel is nog niet gereed. Het past in de huidige vorm nog niet binnen Wikisource. Mogelijk is de opmaak nog niet in orde, of ontbreken er delen van de tekst.
Iedereen, vooral ook de eerste auteur, wordt uitgenodigd om dit artikel te verbeteren.

Di donne io vidi una gentile schiera
questo Ognissanti prossimo passato,
e una ne venia quasi imprimiera,
veggendosi l'Amor dal destro lato.

De gli occhi suoi gittava una lumera,
la qual parea un spirito infiammato;
e i' ebbi tanto ardir, ch'in la sua cera
guarda', [e vidi] un angiol figurato.

A chi era degno donava salute
co gli atti suoi quella benigna e piana,
e 'mpiva 'l core a ciascun di vertute.

Credo che de lo ciel fosse soprana,
e venne in terra per nostra salute:
là 'nd'è beata chi l'è prossimana.

Ik zag een liefelijke stoet van vrouwen,
de dag van Allerheiligen, dit jaar,
en een van hen liep vooraan in de schaar,
met rechts de Liefdesgod als haar getrouwe. 4

Haar ogen waren lichtende flambouwen;
mij daaraan warmend staarde ik naar haar
en werd haar hemelse gelaat gewaar,
zodat ik dacht een engel te aanschouwen. 8

Zij groette allen die dat waardig waren,
hun hart vervullend van haar zegening,
edel en zacht in houding en gebaren. 11

Zij was, geloofde ik, een hemeling,
voor ons terneergedaald; en in die schare
was elk gelukkig omdat zij daar ging. 14