Sjabloon:Hoofdpagina - uitgelicht 02

Uit Wikisource
Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden
De landing van Willem I te Scheveningen in 1813

Van den Souvereinen Vorst.

Artikel 1.
De Souvereiniteit der Vereenigde Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Koninklijke Hoogheid WILLEM FREDERIK Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijne wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de na te melden bepalingen.
Artikel 2.
Voor wettige nakomelingen van den Souvereinen Vorst worden gehouden alle de zoodanige, welke gesproten zijn uit een huwelijk, aangegaan met onderling goedvinden van Denzelven en de Staten-Generaal.
Artikel 3.
De Souvereiniteit versterft bij regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den overleden Vorst, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon bij representatie opvolgt.
Artikel 4.
Bij ontstentenis van manneljk oir uit den oudsten zoon gesproten vervalt de Souvereiniteit aan diens broeders of hun mannelijk oir, insgelijks bij regt van eerstgeboorte en representatie.
Artikel 5.
Bij geheele ontstentenis van mannelijk oir wordt de Souvereiniteit geërfd bij de dochters of derzelver nakomelingen, op gelijke wijze als te voren.
Artikel 6.
Bij ontstentenis van nakomelingschap uit den tegenwoordigen Souvereinen Vorst, Prins Willem Frederik van Oranje-Nassau, vervalt de Souvereiniteit aan Deszelfs zuster, Prinses Frederika Louisa Wilhelmina van Oranje, Douairiere van wijlen Carl George August Erfprins van Brunswijk Lunenburg, of Hare wettige nakomelingen uit zoodanig nader huwelijk, als door Dezelve ingevolge artikel 2 mogt worden aangegaan.
Artikel 7.
Indien ook de wettige nakamelingschap van deze Vorstin ontbreekt, zal het erfregt overgaan op het wettig mannelijk oir van Prinses Carolina van Oranje, zuster van wijlen Prins Willem den Vijfden en Gemalinne van wijlen den Prins van Nassau-Weilburg, insgelijks bij regt van eerstgeboorte en representatie.
Artikel 8.
Wanneer bijzondere omstandigheden eenige verandering in de Erfopvolging mogten noodzakelijk maken, is de Souvereine Vorst bevoegd daaromtrent eene wet aan de Staten Generaal voor te dragen.
Artikel 9.
Ingevalle er geen bevoegde Erfopvolger volgens het tot nu voorgestelde mogt bestaan, zal de regerende Vorst verpligt zijn een opvolger aan de Staten-Generaal voor te dragen.
Artikel 10.
De Staten Generaal, deze voordragt goedgekeurd hebbende, zal de Souvereine Vorst als dan dien opvolger ter kennisse van den volke brengen, op de wijze waarop alle andere wetten worden gepromulgeerd.
Artikel 11.
Indien door onvoorziene omstandigheden zulk een opvolger niet mogt benoemd zijn vóór het overlijden van den regerenden Vorst, zullen de Staten Generaal eenen opvolger benoemen, uitroepen en aan den volke bekend maken.