Soenda - Portugese Vredesverdrag

Uit Wikisource

Den 21en Augustus Ao. Chr. 1522 was in Kalapa, haven van Soenda Koninkrijk, aanwezig, Amrrique Lemme, Kapitein op bedoelde reis, afgezant van George de Alburquerque, Kapitein van Malaka, met opdracht om met den Koning van Soenda verdrag en tractaat te sluiten van vrede en vriendschap. Gezegde koning van Soenda keurde de missie goed en ook het vriendschapsverdrag, dat bedoelde Amerique Lemme met hem slot, en heeft goedgevonden en verstaan, dat hem vergunning werd verleend voor een fort voor den Koning, onzen Heer, op zijn gebied, en zond te dien einde zijn oppermandarijn, genaamd Mantri Dalam Temenggung en met hem twee eeremandarijnen, te weten, een met name Sang Adipati en de andere Bendahara, als ook de syahbandar van het land genaamd Fabyam en verder vele eerlijke mannen, aan welken mandarijn hij alle volmacht verleende om te besluiten, vast te stellen en aan te wijzen de plaats die gemelde Amerique Leme geschikt achtte tot een vesting voor den Koning van Portugal. Bedoelde Mantri Dalam Teumenggung en de andere bovengenoemda Mantri Dalam en goede mannen, hebben te zamen met gezegden Amerique Leme, op gemelden datum, te zelfder plaatse waar het fort gebouwd zal worden, een steenen merkteeken opgericht, dus: aan de monding van de rivier aan de rechterhand, tegenover den haveningang, welke landstreek Kalapa genaamd is, en waar aldus bedoeld merkteeken is opgericht met de wapens van den Koning, onzen Heer, met eene inscriptie.

En aldus stemde de gezegde Koning van Soenda toe in de overeenkomst en het contract, dat hij aldus maakte met genoemden Amerique Leme, om uit eigen en vrije wil in ieder jaar op den datum, waarop met den bouw van het meergenoemde fort een aanvang zal worden gemaakt, aan den vriendschap, welke zakken zullen zijn de heir te lande gebruikelijke, zoodat iedere zak weegt: 10.600 Soendanees bag, wegendre alzoo de bedoelde duizend zakken ongeveer honderd en zestig bahares.

En van dit alles deed bovengenoemde Amerique Leme mij, Balthasar Mendes, schrijver van het schip Sao Sebastiao, als officer van den Koning, onzen Heer, dit stuk opmaken, waarmede ik certifieer dat de inhound weergeeft wat er gebeurd en overeengekomen is.

Ten blijke waarvan ik, schrijver, dit certificaat opstelde en afschreef in mijn boek, door mij met mijne gebruikelijke handteekening onderteekend. Getuigen hierbij waren: Fernao de Almeida, Kapitein van een jonk, en opperkoopman van den Koning, onzen Heer, op de bedoelde reis, en Francisqueennes, schrijver van beroep en Manuel Mendez en Sebastiao Diaz do Rego en Francisco diaz en Johan Coutinho en Johan Gonzalves en Gill Barbosa en Thome Pijmto en Ruy Gonzalves en Johan Rotrigues en Johan Fernandez en Johan da Costa en Pedreannes en Manuel Fernandez en Diogo Fernandez, allen militairen; en diogo Diaz, Alfonso Fernandez, ook soldaten; en Nicolao da Sylva bootsman van bedoeld schip; en George de Oliveria, stuurman en vele anderen.

Gedaan ten dage, maand en jare, als in hoofde dezes gemeld.