Naar inhoud springen

Statuut van het Internationaal Gerechtshof

Uit Wikisource

Statuut van het Internationaal Gerechtshof

Auteur Ondertekende partijen
Genre(s) Statuut
Brontaal Engels
Datering 26 juni 1945
Bron [1]
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Statuut van het Internationaal Gerechtshof op Wikipedia

Statuut van het Internationaal Gerechtshof

San Francisco, 26 juni 1945

Artikel 1

Het Internationale Gerechtshof, ingesteld bij het Handvest van de Verenigde Naties als het voornaamste rechterlijke orgaan van de Verenigde Naties, wordt samengesteld en functioneert overeenkomstig de bepalingen van dit Statuut.

Hoofdstuk I Organisatie van het Hof

[bewerken]

Artikel 2

Het Hof wordt gevormd door een college van onafhankelijke rechters die, onverschillig van welke nationaliteit zij zijn, worden gekozen uit personen van hoog zedelijk aanzien die over kwaliteiten en bevoegdheden beschikken die in hun onderscheiden landen worden verlangd om de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, ofwel die rechtsgeleerden zijn van erkende bekwaamheid op het gebied van het internationale recht.

Artikel 3

1. Het Hof bestaat uit vijftien Leden, van wie geen twee onderdaan van dezelfde Staat mogen zijn.

2. Iemand die, wat het lidmaatschap van het Hof betreft, zou kunnen worden beschouwd als een onderdaan van meer dan één Staat, wordt geacht een onderdaan te zijn van de Staat waarin hij zijn burgerlijke en politieke rechten pleegt uit te oefenen.

Artikel 4

1. De Leden van het Hof worden door de Algemene Vergadering en door de Veiligheidsraad gekozen uit een lijst van personen, kandidaat gesteld door de nationale groepen van het Permanente Hof van Arbitrage overeenkomstig de volgende bepalingen.

2. Wanneer het Leden van de Verenigde Naties betreft die niet zijn vertegenwoordigd in het Permanente Hof van Arbitrage, worden de kandidaten gesteld door nationale groepen die daartoe door hun Regeringen worden aangewezen op dezelfde voorwaarden als die welke worden gesteld voor Leden van het Permanente Hof van Arbitrage in artikel 44 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1907 betreffende de vreedzame beslechting van internationale geschillen.

3. De voorwaarden waarop een Staat die partij is bij dit Statuut, doch die geen Lid is van de Verenigde Naties, kan deelnemen aan de verkiezing van de Leden van het Hof, worden, bij gebreke van een bijzondere overeenkomst, vastgesteld door de Algemene Vergadering, op aanbeveling van de Veiligheidsraad.

Artikel 5

1. Ten minste drie maanden voor de datum van de verkiezing richt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een schriftelijk verzoek aan de Leden van het Permanente Hof van Arbitrage die behoren tot de Staten die partij zijn bij dit Statuut, zomede aan de Leden van de ingevolge artikel 4, tweede lid, aangewezen nationale groepen, waarbij zij worden uitgenodigd binnen een bepaald tijdsbestek, als nationale groepen, personen kandidaat te stellen die de functie van Lid van het Hof kunnen vervullen.

2. Geen enkele groep mag meer dan vier personen kandidaat stellen, van wie er niet meer dan twee haar eigen nationaliteit mogen bezitten. In geen geval mag het aantal door een groep voorgestelde kandidaten groter zijn dan tweemaal het aantal te bezetten zetels.

Artikel 6

Elke nationale groep wordt aanbevolen, alvorens kandidaten te stellen, overleg te plegen met haar hoogste rechtscollege, haar faculteiten in de rechtsgeleerdheid en inrichtingen waar onderwijs in de rechten wordt gegeven, haar nationale academies en nationale afdelingen van internationale academies die zich bezighouden met de studie van het recht.

Artikel 7

1. De Secretaris-Generaal stelt een alfabetische lijst op van alle personen die aldus zijn gesteld. Behoudens als bepaald in artikel 12, tweede lid, zijn alleen dezen verkiesbaar.

2. De Secretaris-Generaal zendt deze lijst aan de Algemene Vergadering en aan de Veiligheidsraad.

Artikel 8

Onafhankelijk van elkaar gaan de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad over tot verkiezing van de Leden van het Hof.

Artikel 9

Bij elke verkiezing dienen de kiezers niet alleen in het oog te houden dat de te verkiezen personen individueel de verlangde kwaliteiten en bevoegdheden moeten bezitten, doch tevens dat in het Hof als geheel de vertegenwoordiging van de belangrijkste vormen der beschaving en van de voornaamste rechtsstelsels van de wereld dient te zijn verzekerd.

Artikel 10

1. Als te zijn verkozen worden beschouwd de kandidaten die zowel in de Algemene Vergadering als in de Veiligheidsraad een volstrekte meerderheid van stemmen hebben verkregen.

2. Elke stemming in de Veiligheidsraad, hetzij voor de verkiezing van rechters, hetzij voor het aanwijzen van Leden van de in artikel 12 bedoelde commissie, wordt gehouden zonder dat enig onderscheid wordt gemaakt tussen permanente en niet-permanente Leden van de Veiligheidsraad.

3. Ingeval meer dan één onderdaan van een zelfde Staat zowel in de Algemene Vergadering als in de Veiligheidsraad een volstrekte meerderheid van stemmen behaalt, wordt alleen de oudste van hen beschouwd als te zijn verkozen.

Artikel 11

Indien, nadat de eerste verkiezingsbijeenkomst is gehouden, nog één of meer zetels onbezet zijn gebleven, wordt een tweede en, zo nodig, nog een derde bijeenkomst gehouden.

Artikel 12

1. Indien, na de derde bijeenkomst, nog één of meer zetels onbezet blijven, kan op verzoek van de Algemene Vergadering of van de Veiligheidsraad te allen tijde een commissie worden gevormd van zes Leden, van wie er drie door de Algemene Vergadering en drie door de Veiligheidsraad worden benoemd, met het doel met een volstrekte meerderheid van stemmen voor elke nog onbezette zetel één naam te kiezen en die aan de Algemene Vergadering en aan de Veiligheidsraad voor te leggen te hunner onderscheiden goedkeuring.

2. Indien de commissie het met eenparigheid van stemmen eens wordt over een persoon die aan de gestelde eisen voldoet, kan deze op de lijst van de commissie worden geplaatst, ook al kwam hij niet voor op de in artikel 7 bedoelde kandidatenlijst.

3. Indien de commissie ervan overtuigd is dat haar pogingen tot een verkiezing te komen niet met succes zullen worden bekroond, gaan de reeds verkozen Leden van het Hof, binnen een door de Veiligheidsraad vast te stellen tijdvak, over tot het bezetten van de nog opengebleven zetels, door een keuze te doen uit de kandidaten die hetzij in de Algemene Vergadering, hetzij in de Veiligheidsraad stemmen op zich hebben verenigd.

4. Indien onder de rechters de stemmen staken, geeft de stem van de in jaren oudste rechter de doorslag.

Artikel 13

1. De Leden van het Hof worden verkozen voor negen jaar en zijn herkiesbaar, met dien verstande evenwel dat van de bij de eerste verkiezing gekozen rechters de ambtstermijn van vijf van hen afloopt na drie jaar en de ambtstermijn van vijf anderen na zes jaar.

2. De rechters wier ambtstermijn afloopt aan het einde van de hierboven genoemde periodes van drie en zes jaar worden terstond na de eerste verkiezing bij loting aangewezen door de Secretaris-Generaal.

3. De Leden van het Hof blijven in hun functie tot hun vervangers zijn aangewezen. Ook na hun vervanging doen zij zaken waarmede zij een aanvang hebben gemaakt, nog af.

4. In geval van aftreding van een Lid van het Hof, wordt een kennisgeving van aftreding gezonden aan de President van het Hof, die deze doorzendt aan de Secretaris-Generaal. Door kennisgeving valt de zetel open.

Artikel 14

In vacatures wordt op dezelfde wijze voorzien als die welke voor de eerste verkiezing is vastgesteld, onder voorbehoud van de volgende bepaling: Binnen één maand na het ontstaan van de vacature zendt de Secretaris-Generaal de in artikel 5 bedoelde uitnodigingen rond, terwijl de datum van de verkiezing door de Veiligheidsraad wordt vastgesteld.

Artikel 15

Een Lid van het Hof dat is verkozen in de plaats van een Lid welks ambtstermijn niet is verstreken, blijft in functie voor de rest van de ambtstermijn van zijn voorganger.

Artikel 16

1. Een Lid van het Hof mag geen politieke of administratieve functie uitoefenen, noch in enige andere als beroep uitgeoefende werkkring werkzaam zijn.

2. In geval van twijfel hierover beslist het Hof.

Artikel 17

1. Een Lid van het Hof mag in geen enkele zaak optreden als agent, raadsman of pleitbezorger.

2. Een Lid mag niet deelnemen aan de berechting van een zaak waarbij hij voordien betrokken is geweest als agent, raadsman of pleitbezorger van een der partijen, als lid van een nationaal of internationaal gerechtshof, als lid van een commissie van onderzoek, of in enige andere kwaliteit.

3. In geval van twijfel hierover beslist het Hof.

Artikel 18

1. Een Lid van het Hof kan niet van zijn functie worden ontheven, tenzij het, naar het eenstemmig oordeel der andere Leden, niet langer aan de vereiste voorwaarden voldoet.

2. De Secretaris-Generaal wordt hiervan officieel door de Griffier in kennis gesteld.

3. Door deze kennisgeving valt de zetel open.

Artikel 19

De Leden van het Hof genieten in de uitoefening van hun functie diplomatieke voorrechten en immuniteiten.

Artikel 20

Elk Lid van het Hof verklaart, alvorens zijn functie te aanvaarden, plechtig in een openbare zitting dat het zijn bevoegdheden in volkomen onpartijdigheid en naar geweten zal uitoefenen.

Artikel 21

1. Het Hof verkiest zijn President en Vice-President voor een termijn van drie jaar; zij zijn herkiesbaar.

2. Het Hof benoemt zijn Griffier en regelt de benoeming van eventueel noodzakelijke andere functionarissen.

Artikel 22

1. De zetel van het Hof is gevestigd te 's-Gravenhage. Dit belet het Hof evenwel niet zijn zittingen elders te houden en zijn taken elders te vervullen, telkens wanneer het dit wenselijk oordeelt.

2. De President en de Griffier houden hun verblijf in de plaats waar het Hof is gevestigd.

Artikel 23

1. Het Hof blijft voortdurend in zitting, behalve gedurende de gerechtelijke vakanties, waarvan de tijdstippen en de duur door het Hof worden vastgesteld.

2. De Leden van het Hof hebben recht op periodiek verlof, waarvan de tijdstippen en de duur worden vastgesteld door het Hof, waarbij rekening wordt gehouden met de afstand tussen 's-Gravenhage en de woonplaats van de afzonderlijke rechters.

3. De Leden van het Hof zijn verplicht zich voortdurend ter beschikking van het Hof te houden, tenzij zij met verlof zijn, of door ziekte of om andere aan de President bekend te maken ernstige redenen, verhinderd zijn.

Artikel 24

1. Indien een Lid, om een bijzondere reden, meent niet te moeten deelnemen aan de berechting van een bepaalde zaak, stelt het de President daarvan in kennis.

2. Indien de President meent dat een van de Leden van het Hof om een bijzondere reden in een bepaalde zaak geen zitting moet nemen, stelt hij dit Lid daarvan in kennis.

3. Indien in zulk een geval het Lid van het Hof en de President van mening verschillen, beslist het Hof.

Artikel 25

1. Behoudens waar in dit Statuut anders wordt bepaald, houdt het Hof voltallig zitting.

2. Het Reglement van het Hof kan bepalen dat één of meer rechters, afhankelijk van de omstandigheden en bij toerbeurt, kunnen worden ontslagen van hun verplichting deel te nemen aan de zitting, mits het aantal rechters dat beschikbaar is om het Hof te vormen daardoor niet beneden elf daalt.

3. Een quorum van negen rechters is voldoende om het Hof te vormen.

Artikel 26

1. Het Hof kan, naar behoefte, één of meer kamers vormen die, al naar het Hof bepaalt, uit drie of meer rechters worden samengesteld en die zich bezighouden met bijzondere categorieën zaken, zoals arbeidszaken en zaken betreffende doorvoer en verbindingen.

2. Het Hof kan te allen tijde een kamer vormen voor de behandeling van een bijzondere zaak. Het aantal rechters waaruit een zodanige kamer bestaat wordt door het Hof, met goedkeuring van de partijen, vastgesteld.

3. Indien de partijen daarom verzoeken, worden zaken door de in dit artikel bedoelde kamers behandeld en afgedaan.

Artikel 27

Een door één der in de artikelen 26 en 29 bedoelde kamers gewezen vonnis wordt geacht te zijn gewezen door het Hof.

Artikel 28

De in de artikelen 26 en 29 bedoelde kamers kunnen, met goedvinden der partijen, in andere plaatsen dan 's-Gravenhage zitting houden en hun functies uitoefenen.

Artikel 29

Met het oog op een snelle afdoening der zaken vormt het Hof elk jaar een uit vijf rechters samengestelde kamer die, op verzoek van partijen, in kort geding recht kan spreken. Tevens worden twee rechters aangewezen, die rechters die verhinderd zijn zitting te nemen vervangen.

Artikel 30

1. Het Hof stelt een reglement vast voor de uitoefening van zijn functies. Het stelt met name een huishoudelijk reglement op.

2. Het Reglement van het Hof kan voorzien in de benoeming van bijzitters, die de zittingen van het Hof of van de kamers van het Hof bijwonen, zonder nochtans stemrecht te bezitten.

Artikel 31

1. Rechters die de nationaliteit bezitten van één der partijen behouden het recht zitting te nemen in de zaak die voor het Hof dient.

2. Indien zich onder de rechters die zitting zullen nemen een rechter bevindt die de nationaliteit van één der partijen bezit, kan elk der andere partijen naar eigen keuze een persoon aanwijzen die zitting zal nemen als rechter. Een zodanige persoon wordt bij voorkeur gekozen uit het midden van hen die overeenkomstig het in de artikelen 4 en 5 bepaalde kandidaat zijn gesteld.

3. Indien zich onder de rechters die zitting zullen nemen geen rechter bevindt die de nationaliteit van de partijen bezit, kan elk dezer partijen een rechter kiezen overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

4. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op het geval bedoeld in de artikelen 26 en 29. In zodanige gevallen verzoekt de President één of, zo nodig, twee van de Leden van het Hof die de kamer vormen hun plaats af te staan aan de Leden van het Hof die de nationaliteit van de betrokken partijen bezitten en, zo dezen er niet zijn of verhinderd zijn, aan de voor dit doel door de partijen gekozen rechters.

5. Wanneer verschillende partijen in een zaak een overeenkomstig belang hebben, worden zij voor de toepassing van de voorgaande bepalingen beschouwd als één partij. In geval van twijfel hierover beslist het Hof.

6. De rechters gekozen overeenkomstig het tweede, derde en vierde lid van dit artikel dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in de artikelen 2, 17 (tweede lid), 20 en 24 van dit Statuut. Zij nemen deel aan de beslissing op voet van volkomen gelijkheid met hun ambtgenoten.

Artikel 32

1. Elk Lid van het Hof ontvangt een jaarlijkse bezoldiging.

2. De President ontvangt een bijzondere jaarlijkse toelage.

3. De Vice-President ontvangt een bijzondere toelage voor elke dag dat hij de functie van President waarneemt.

4. De rechters gekozen ingevolge het in artikel 31 bepaalde, die niet Leden van het Hof zijn, ontvangen een vergoeding voor elke dag dat zij hun functie uitoefenen.

5. Deze bezoldigingen, toelagen en vergoeding worden vastgesteld door de Algemene Vergadering. Tijdens de ambtstermijn kunnen zij niet worden gekort.

6. De bezoldiging van de Griffier wordt vastgesteld door de Algemene Vergadering op voorstel van het Hof.

7. Door de Algemene Vergadering aanvaarde voorschriften bepalen de voorwaarden waarop aan de Leden van het Hof en aan de Griffier pensioen wordt toegekend, alsmede de voorwaarden waarop aan hen reiskosten worden vergoed.

8. De hierboven bedoelde bezoldigingen, toelagen en vergoeding zijn vrijgesteld van alle belastingen.

Artikel 33

De uitgaven van het Hof worden, op een door de Algemene Vergadering vast te stellen wijze, gedragen door de Verenigde Naties.

Hoofdstuk II Rechtsmacht van het Hof

[bewerken]

Artikel 34

1. Slechts Staten kunnen partij zijn in voor het Hof te brengen zaken.

2. Met inachtneming van de bepalingen van zijn Reglement, kan het Hof officiële internationale organisaties inlichtingen vragen betreffende aan het Hof voorgelegde zaken en neemt het de door dergelijke organisaties op eigen initiatief verstrekte inlichtingen in ontvangst.

3. Wanneer de uitlegging van de statuten van een officiële internationale organisatie of van een op basis van die statuten aanvaard internationaal verdrag een punt van discussie uitmaakt in een bij het Hof aanhangige zaak, stelt de Griffier de betrokken internationale organisatie daarvan in kennis en doet hij haar van alle processtukken afschriften toekomen.

Artikel 35

1. Het Hof is toegankelijk voor de Staten die partij zijn bij dit Statuut.

2. De voorwaarden waarop het Hof voor andere Staten toegankelijk is worden, onverminderd de bijzondere bepalingen vervat in van kracht zijnde verdragen, vastgesteld door de Veiligheidsraad, doch in geen geval mogen zodanige voorwaarden de partijen in een ongelijke positie voor het Hof brengen.

3. Indien een Staat die geen Lid is van de Verenigde Naties partij is in een zaak, bepaalt het Hof welk bedrag die partij dient bij te dragen in de uitgaven van het Hof. Deze bepaling is niet van toepassing, indien zulk een Staat bijdraagt in de uitgaven van het Hof.

Artikel 36

1. De rechtsmacht van het Hof strekt zich uit tot alle zaken die de partijen daaraan voorleggen, en tot alle kwesties die in het bijzonder worden genoemd in het Handvest van de Verenigde Naties of in van kracht zijnde verdragen en conventies.

2. De Staten die partij zijn bij dit Statuut kunnen te allen tijde verklaren, dat zij ipso facto en zonder bijzondere overeenkomst, tegenover elke andere Staat die deze zelfde verplichting aanvaardt, de rechtsmacht van het Hof als verplicht aanvaarden ten aanzien van alle rechtsgeschillen betreffende:

de uitlegging van een verdrag; elk punt van internationaal recht; het bestaan van enig feit dat, indien vastgesteld, schending van een internationale verplichting zou opleveren; de aard en de omvang van de schadeloosstelling die verschuldigd is voor schending van een internationale verplichting 3. De hiervoren bedoelde verklaringen kunnen worden afgelegd, hetzij onvoorwaardelijk, hetzij onder de voorwaarde van wederkerigheid met betrekking tot meerdere of bepaalde Staten, of voor een bepaalde termijn.

4. Deze verklaringen worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties, die afschriften ervan doet toekomen aan de partijen bij het Statuut, alsmede aan de Griffier van het Hof.

5. Verklaringen afgelegd ingevolge artikel 36 van het Statuut van het Permanente Hof van Internationale Justitie die nog van kracht zijn, worden tussen de partijen bij dit Statuut beschouwd als een aanvaarding van de verplichte rechtsmacht van het Internationale Gerechtshof gedurende het tijdvak dat zij nog van kracht zijn, en overeenkomstig de daarin genoemde voorwaarden.

6. In geval van een meningsverschil over de vraag of het Hof al dan niet rechtsmacht heeft, beslist het Hof.

Artikel 37

Wanneer een van kracht zijnd verdrag of een van kracht zijnde conventie voorziet in het verwijzen van een zaak naar een door de Volkenbond ingesteld gerechtshof of naar het Permanente Hof van Internationale Justitie, wordt de zaak, indien het partijen bij dit Statuut betreft, verwezen naar het Internationale Gerechtshof.

Artikel 38

1. Het Hof, welks taak het is in de daaraan voorgelegde geschillen te beslissen overeenkomstig het internationale recht, doet dit met toepassing van:

  • internationale verdragen, zowel van algemene als van bijzondere aard, waarin regels worden vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken Staten worden erkend;
  • internationale gewoonte, als blijk van een als recht aanvaarde algemene praktijk;
  • de door beschaafde volken erkende algemene rechtsbeginselen;
  • onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 59, rechterlijke beslissingen, alsmede de zienswijzen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende volken, als hulpmiddelen voor het bepalen van rechtsregelen.

2. Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van het Hof een beslissing "ex aequo et bono" te geven indien de partijen daarmede instemmen.

Hoofdstuk III Procedure

[bewerken]

Artikel 39

1. De officiële talen van het Hof zijn Frans en Engels. Indien de partijen overeenkomen dat het proces in het Frans wordt gevoerd, dan wordt het vonnis in het Frans gewezen. Indien de partijen overeenkomen dat het proces in het Engels wordt gevoerd, dan wordt het vonnis in het Engels gewezen.

2. Indien geen overeenstemming wordt bereikt ten aanzien van de te gebruiken taal, kan elke partij voor de pleidooien de taal gebruiken waaraan zij de voorkeur geeft; het vonnis van het Hof wordt gewezen in het Frans en het Engels. In dat geval beslist het Hof tegelijkertijd welke van beide teksten als gezaghebbend zal worden beschouwd.

3. Op verzoek van een partij staat het Hof toe dat deze partij zich bedient van een andere taal dan Frans of Engels.

Artikel 40

1. Zaken worden voor het Hof gebracht, naar gelang van hun aard, hetzij door kennisgeving van het compromis, hetzij door middel van een aan de Griffier gericht schriftelijk aanvraag. In beide gevallen dienen het onderwerp van het geschil en de partijen te worden vermeld.

2. De Griffier brengt de aanvraag onverwijld ter kennis van alle betrokkenen.

3. Door tussenkomst van de Secretaris-Generaal verwittigt hij tevens de Leden van de Verenigde Naties en alle andere Staten die gerechtigd zijn voor het Hof te verschijnen.

Artikel 41

1. Het Hof is bevoegd, zo het van oordeel is dat de omstandigheden zulks gebieden, aan te geven welke voorlopige maatregelen dienen te worden genomen om de onderscheiden rechten van ieder der partijen te beschermen.

2. In afwachting van de eindbeslissing worden de voorgestelde maatregelen onverwijld ter kennis gebracht van de partijen en van de Veiligheidsraad.

Artikel 42

1. De partijen worden vertegenwoordigd door agenten.

2. Zij kunnen zich voor het Hof doen bijstaan door raadslieden of advocaten.

3. De agenten, raadslieden en advocaten der partijen voor het Hof genieten de voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies noodzakelijke voorrechten en immuniteiten.

Artikel 43

1. De procedure bestaat uit twee gedeelten: de schriftelijke en de mondelinge.

2. De schriftelijke procedure bestaat uit de toezending aan het Hof en aan de partijen van memories, contra-memories en, zo nodig, van replieken, zomede van alle toelichtende stukken en documenten.

3. Toezending als hierboven bedoeld geschiedt door tussenkomst van de Griffier, in de volgorde en binnen de termijn vastgesteld door het Hof.

4. Van ieder door één der partijen overgelegd document wordt een gewaarmerkt afschrift toegezonden aan de andere partij.

5. De mondelinge procedure bestaat uit het horen door het Hof van getuigen, deskundigen, agenten, raadslieden en advocaten.

Artikel 44

1. Voor betekeningen aan personen, met uitzondering van agenten, raadslieden en advocaten, richt het Hof zich rechtstreeks tot de Regering van de Staat op wiens grondgebied de betekening moet worden gedaan.

2. Dezelfde regel wordt gevolgd wanneer stappen moeten worden gedaan om ter plaatse bewijsmiddelen te verzamelen.

Artikel 45

De zittingen worden geleid door de President of, zo deze verhinderd is, door de Vice-President; indien beiden zijn verhinderd, berust de leiding bij de oudste aanwezige rechter.

Artikel 46

De zittingen van het Hof zijn openbaar, tenzij het Hof anders bepaalt, of tenzij de partijen erop aandringen dat geen publiek wordt toegelaten.

Artikel 47

1. Van iedere zitting wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat wordt ondertekend door de Griffier en de Voorzitter.

2. Alleen dit proces-verbaal is authentiek.

Artikel 48

Het Hof geeft aanwijzingen voor het voeren van het proces, stelt de vorm vast waarin en het tijdsbestek waarbinnen elke partij haar slotconclusie moet nemen en treft alle regelingen die verband houden met de bewijsvoering.

Artikel 49

Het Hof kan, ook voordat de zitting aanvangt, de agenten verzoeken een bepaald document over te leggen of toelichtingen te geven. Indien zulks wordt geweigerd, neemt het Hof daarvan akte.

Artikel 50

Het Hof kan te allen tijde een persoon, een orgaan, een bureau, een commissie of een andere door het Hof zelf aan te wijzen organisatie opdragen een onderzoek in te stellen of een deskundig oordeel uit te spreken.

Artikel 51

In de loop van de zitting dienen eventueel ter zake doende vragen aan de getuigen en de deskundigen te worden gesteld overeenkomstig de door het Hof in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 30 neergelegde bepalingen.

Artikel 52

Nadat het Hof binnen de daarvoor gestelde termijn het bewijsmateriaal in ontvangst heeft genomen, kan het weigeren nog verder mondeling of schriftelijk bewijsmateriaal, dat een der partijen zou willen overleggen, te aanvaarden, tenzij de wederpartij ermede instemt.

Artikel 53

1. Indien één der partijen niet voor het Hof verschijnt of in gebreke blijft haar zaak te verdedigen, kan de andere partij het Hof verzoeken te haren gunste te beslissen.

2. Alvorens daartoe over te gaan, dient het Hof zich ervan te overtuigen niet alleen dat het rechtsmacht heeft ingevolge de bepalingen van de artikelen 36 en 37, doch eveneens dat de eis feitelijk en rechtens gegrond is.

Artikel 54

1. Wanneer de agenten, de raadslieden en de advocaten, onder toezicht van het Hof, hun voorstelling van de zaak hebben gegeven, verklaart de Voorzitter de zitting voor gesloten.

2. Het Hof trekt zich daarna terug in de raadkamer om zich over de uitspraak te beraden.

3. De beraadslagingen van het Hof zijn en blijven geheim.

Artikel 55

1. Alle beslissingen van het Hof worden genomen bij meerderheid van de aanwezige rechters.

2. Ingeval de stemmen staken, geeft de stem van de President, of die van de hem vervangende rechter, de doorslag.

Artikel 56

1. Het vonnis is met redenen omkleed.

2. Het vermeldt de namen van de rechters die aan de totstandkoming ervan hebben medegewerkt.

Artikel 57

Indien het vonnis niet geheel of gedeeltelijk het eenstemmige oordeel van de rechters weergeeft, is elke rechter bevoegd een afzonderlijk oordeel uit te spreken.

Artikel 58

Het vonnis wordt ondertekend door de President en de Griffier. Het wordt in openbare zitting voorgelezen, nadat de agenten hiervan tijdig zijn verwittigd.

Artikel 59

De beslissing van het Hof is slechts verbindend voor de partijen en uitsluitend met betrekking tot de behandelde zaak.

Artikel 60

Het vonnis is beslissend en niet vatbaar voor beroep. Ingeval er verschil van opvatting bestaat ten aanzien van de betekenis of draagwijdte van het vonnis, zal het Hof daarvan, op verzoek van één of meer der partijen, een uiteenzetting geven.

Artikel 61

1. Een aanvraag tot herziening van een vonnis kan uitsluitend worden ingediend wanneer deze is gegrond op de overweging dat een bepaald feit aan het licht is gekomen dat van beslissende invloed kan zijn, welk feit ten tijde van het uitspreken van het vonnis zowel het Hof als de partij die op herziening aandringt onbekend was, mits de onbekendheid met dat feit niet te wijten was aan onachtzaamheid.

2. De herzieningsprocedure begint met een uitspraak van het Hof, waarin het bestaan van het nieuwe feit uitdrukkelijk wordt vastgesteld, met de verklaring dat het van zodanige aard is dat herziening denkbaar is, en waarin de aanvraag tot herziening op die grond ontvankelijk wordt verklaard.

3. Het Hof kan verlangen dat vooraf aan de in het vonnis opgenomen voorwaarden is voldaan, voordat het toestemming geeft tot het openen van de herzieningsprocedure.

4. De aanvraag tot herziening dient uiterlijk zes maanden nadat het nieuwe feit aan het licht is gekomen te worden ingediend.

5. De aanvraag tot herziening kan niet later dan tien jaar na de dagtekening van het vonnis worden ingediend.

Artikel 62

1. Indien een Staat van oordeel is dat hij een rechtsbelang heeft dat kan worden getroffen door de beslissing van het Hof, kan hij tot het Hof het verzoek richten tussenbeide te mogen komen.

2. Het Hof neemt ten aanzien van dit verzoek een beslissing.

Artikel 63

1. Wanneer de uitlegging van een verdrag in het geding is, waarbij Staten die niet bij de zaak zijn betrokken partij zijn, geeft de Griffier deze Staten daarvan onverwijld kennis.

2. Elk van die Staten heeft het recht in het proces tussenbeide te komen; maakt hij van deze bevoegdheid evenwel gebruik, dan is de in het vonnis neergelegde uitlegging ook voor die Staat verbindend.

Artikel 64

Tenzij het Hof anders beslist, komt elke partij voor haar eigen kosten op.

Hoofdstuk IV Adviezen

[bewerken]

Artikel 65

1. Het Hof kan op verzoek van elk orgaan dat door of overeenkomstig het Handvest der Verenigde Naties daartoe gemachtigd is, inzake elke rechtsvraag advies geven.

2. Aangelegenheden waaromtrent het Hof om advies wordt gevraagd, worden voorgelegd aan het Hof door middel van een schriftelijk verzoek, waarin de aangelegenheid waarover advies wordt gevraagd nauwkeurig wordt omschreven, vergezeld van alle documenten die de desbetreffende aangelegenheid in een duidelijker licht kunnen stellen.

Artikel 66

1. De Griffier geeft onverwijld aan alle Staten die voor het Hof mogen verschijnen kennis van het verzoek om advies.

2. Tevens geeft de Griffier, door middel van een bijzondere en rechtstreekse kennisgeving aan elke Staat die voor het Hof mag verschijnen, of elke internationale organisatie waarvan het Hof of, zo dit niet in zitting is, de President veronderstelt dat zij inlichtingen over de kwestie zou kunnen verschaffen, kennis dat het Hof bereid is binnen een door de Voorzitter vast te stellen termijn, schriftelijke verklaringen in ontvangst te nemen of, in een daartoe te houden openbare zitting, op de kwestie betrekking hebbende mondelinge verklaringen aan te horen.

3. Ingeval een zodanige Staat, die bevoegd is voor het Hof te verschijnen, de in het tweede lid van dit artikel bedoelde bijzondere kennisgeving niet heeft ontvangen, kan die Staat de wens te kennen geven een schriftelijke verklaring in te dienen of te worden gehoord; het Hof beslist hierover.

4. Staten en organisaties die schriftelijke of mondelinge verklaringen of beide hebben afgelegd, is het toegestaan commentaar te leveren op de door andere Staten of organisaties afgelegde verklaringen, in de vorm, in de omvang en binnen de termijn die het Hof of, zo dit niet in zitting is, de President van geval tot geval zal vaststellen. Derhalve brengt de Griffier tijdig eventuele zodanige schriftelijke verklaringen ter kennis van Staten en organisaties die soortgelijke verklaringen hebben afgelegd.

Artikel 67

Het Hof brengt zijn adviezen in een openbare zitting uit, na dit te hebben aangekondigd aan de Secretaris-Generaal en aan de vertegenwoordigers van de rechtstreeks erbij betrokken zijnde Leden der Verenigde Naties, andere Staten en internationale organisaties.

Artikel 68

Bij de uitoefening van zijn adviserende taak laat het Hof zich voorts leiden door de bepalingen van dit Statuut die van toepassing zijn op geschillen, voor zover het die bepalingen toepasselijk oordeelt.

Hoofdstuk V Amendementen

[bewerken]

Artikel 69

Amendementen op dit Statuut komen op dezelfde wijze tot stand als is voorzien in het Handvest der Verenigde Naties voor amendementen op dit Handvest, evenwel met inachtneming van alle bepalingen die door de Algemene Vergadering, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, kan aannemen met betrekking tot de deelneming van Staten die partij zijn bij dit Statuut, doch die geen Leden zijn van de Verenigde Naties.

Artikel 70

Het Hof is bevoegd, door middel van aan de Secretaris-Generaal gerichte schriftelijke kennisgevingen, zodanige amendementen op dit Statuut voor te stellen als het noodzakelijk acht, ter overweging overeenkomstig het in artikel 69 bepaalde.