De natuur der liefde
Liefde... en ieder denkt aan zichzelf.
Voor d’een is de beteekenis van dit woord synoniem met leed; voor d’ander met geluk. Voor d’een beteekent het zachtheid; toewijding en opoffering; voor d’ander kwelling, wanhoop, vernietiging.
Er zijn er, die voortbrengen uit liefde, maar ook, die vernietigen uit liefde. Weer anderen verstaan onder liefde de kortstondige sexueele ‘Trieb’; een natuurkracht, noodwendig voor de voortplanting of — en zeer dikwijls — ’n middel tot genot, ongeveer gelijk aan dat van alcohol, tabak, gebraad, of een danspartij.
Dezulken ontkennen elken hoogeren uitingsvorm en zoo zich die al voordoet, dan noemen zij dat: gesublimeerde libido sexualis.
Voor de oppervlakkigen is het woord ‘liefde’ ontdaan van elk wezenlijk begrip. Door het veelmalig gebruik is het ’n klank geworden. En nog wel ’n holle, waarbij zij onwillekeurig denken aan ’n zeker soort ‘lamlendigheid’. Wordt dit woord of liever deze klank bij hen in verband gebracht met godsdienst, dan verliest het zijn menschelijk karakter: de grootst mogelijke passiviteit lijkt hun de uitdrukking van de grootst mogelijke liefde.
Zij vergeten dat passiviteit eveneens vernietigend werkt.
Wordt liefde bij hen in verband gebracht met Kunst, dat meenen ze er de uitdrukking van te zien in het een of andere schilderijtje, waarop eene — liefst mooie — moeder, die over de wieg van haar kind bukt is afgebeeld, of in een prent, waarop een — liefst zéér mooi — kind met een poesje — liefst wit — in den arm is voorgesteld. In verband met poësie en muziek, meenen zij liefde uitgedrukt te zien in ’n zoeten maatgang van woorden — vooral ‘liefdewoorden’ — of accoorden.
Liefde — en de pessimist schudt het hoofd: ‘Bestaat niet, liefde is rook’.
Liefde — en de optimist laat ’n mug leven; laat zich door iedereen bedreigen, ontkent zijn natuur en de werkelijkheid klampt zich vast aan idealistische propagandablaadjes en verliest de waardebepaling betreffende zichzelf en de wereld.
Liefde — en de patriot meldt zich aan voor het front.
Liefde — en de dienstweigeraar gaat lachend naar de gevangenis.
Liefde — en de jonker knalt ’n flesch champagne open, om te drinken op ‘La Femme’.
Liefde — en de middernachtzendeling gaat de straat op om te „oordeelen” over goed en kwaad, de geheel-onthouder gaat de straat op om te propagandeeren tegen den alcohol.
Liefde — en de cocon wordt vlinder, de vlinder legt eitjes en ... sterft.
Liefde — en de vleermuis vreet den vlinder op; de otter den visch; de visch den worm...
Liefde — en het eene ras vernietigt het andere.
Liefde — en het sterke doodt het zwakke.
Liefde — en het zwakke (in massa) doodt het sterke (de enkeling).
Zoo slingert zich dit eindelooze koord, dat de liefde is, door het heelal en rijgt alles aaneen; de tegenstrijdige krachten en objecten met elkaâr vereenigend.
De mensch ziet ’n draadje van dit eindelooze koord en meent, dat dit draadje het geheele koord is.
Hoe ruimer onze opvatting over liefde wordt, hoe meer wij dit eindelooze koord zullen zien.
Niemand komt tot ’n hooger besef der dingen en gevoelens, die niet elk ding op elk gevoel in zijn tegendeel, ja, die niet de eenheid der tegendeelen gevoeld heeft.
Het eenzijdige begrip van liefde is waardeloos. En ik zeg u: dat zij, die de liefde niet hebben voelen trillen in den haat, nooit wezenlijk hebben liefgehad.
In de Christuslegende komt ’n passage voor, waar Christus de wisselaars uit den tempel ranselt. Toen was zijn liefde het hoogst, want zij raakte haar tegendeel: de haat.
In haat is liefde en in liefde is haat en het is dáárom, dat tusschen deze z.g.n. uitersten alle mogelijke variaties kunnen voorkomen.
Liefde is de uiterste krachtsinspanning waartoe de mensch in staat is.
Deze krachtsinspanning kan zich zinnelijk uiten en in stijl komen in het Kind en deze krachtsinspanning kan zich geestelijk uiten en in stijl komen in de Kunst, de Religie enz.
Deze krachtsinspanning is slechts dan echt, wanneer zij onwillekeurig is, dus spontaan.
Tot deze krachtsinspanning zijn slechts weinigen in staat. Liefde, in de ware beteekenis, eischt ons heele wezen.
De groote liefdefiguren boden de menschheid den inhoud mèt den kelk; zij gaven hun geest en offerden hun lichaam.
Daarom vreest het genie den honger niet; de waarachtige hervormer niet den dood. Fransiscus van Assisië was niet bang voor een puistje op zijn neus.
David vreesde den reus Goliath niet.
Zij, die liefde in zich hebben, zij moeten ook kracht in zich hebben; zij, die kracht in zich hebben, zij moeten ook heroïsme in zich hebben; zij, die heroïsme in zich hebben, zij moeten ook enthusiasme in zich hebben, om tot deze inspanning in staat te zijn, zij moeten heroïsme in zich hebben, om vorm te durven geven aan deze kracht; zij moeten enthusiasme in zich hebben om anderen met deze kracht te bevruchten.
Daarom zijn alle groote bewegingen, die liefde tot grondslag hebben, slechts echt, wanneer zij geleid worden door enthusiastische helden.
Alle groote bewegingen in Godsdienst, Kunst of Wetenschap hebben dan ook zulke helden, zulke enthusiastische minnaars gekend. Want slechts door hèn, door hèn alleen komt alles tot stand.
Ik waarschuw voor elke ziekelijke uitdrukking van Liefde; ik waarschuw voor lamlendigheid. Want zooals men aan het gezonde kind het heilige enthusiasme der bevruchting ziet, zóó zal man een het toekomstige ras de gezonde kracht van onze liefde zien.
Niet uit ’n passieve goed-sulligheid kunnen goden geboren worden, maar slechts uit de actieve kracht, die liefde heet, kan het juichende goden-geslacht voortkomen.
Zij daarheen onze Religie.
THEO VAN DOESBURG.
|