De Controleur/Nummer 1328/Een "Lampje" zonder ... licht

Uit Wikisource
Een „Lampje” zonder ... licht
Auteur(s) Theo van Doesburg
Datum Zaterdag 8 januari 1916
Titel Een „Lampje” zonder ... licht. (Ingezonden.)
Tijdschrift De Controleur
Jg, nr, pg 26, 1328, ?
Opmerkingen Erich Wichmann vermeld als Wichman, Hendrik Willem Mesdag als Mesdag, Louis Saalborn als Loe Saalborn
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Auteursrecht Publiek domein

Een „Lampje” zonder ... licht. *)

(Ingezonden.)

      ’n Pen in de hand van een emeritus-predikant is ’n gevaarlijk ding. Wellicht even gevaarlijk als een doos lucifers in de handen van een klein kind. In beide gevallen kunnen ongelukken ontstaan. In het eerste geval kan men zich een ongeluk lachen, in het tweede geval is brand niet uitgesloten.
      ’t Is vreemd. Predikanten, vooral emeritus-predikanten, schijnen er ’n zeker vermaak of tijdverdrijf in te vinden, op hun eigen handje periodiek verschijnende blaadjes vol te pennen, waarvan ze natuurlijk zelf „Redacteur” zijn. Het komt er niet op aan waarover ze schrijven: over literatuur, kunst, muziek, theologie, economie of theosofie, als het blaadje maar vol komt.
      Het komt er niet op aan hoe ze schrijven. Meestal is hun geschrijf zoo stijlloos, rammelend en vol fouten – zelfs taalfouten! –, dat men hun schrijfsel even goed van achteren naar voren, door elkaar of... heelemaal niet lezen kan. Wat doet het er toe? Ten slotte – zeggen ze – komt alles toch maar hierop neer: „dat wij toch allen eindelijk bij Christus moeten uitkomen”. Daar heb ik niets op tegen, maar waar ik wel op tegen heb is, dat iedereen, die pen, papier en tijd kan bemachtigen over moderne schilderkunst schrijft, zonder zelfs in staat te zijn ’n aardsche schilderij te kunnen zien of ook maar in de verste verte notie te hebben van de allereerste beginselen der schilderkunst van voorheen en thans. Nu is het weer de emeritus-predikant G. A. van der Brugghen te Utrecht, die, het is curieus, een heel „Lampje” – dat is de naam van zijn schrijf-liefhebberij – vol kladt over de Onafhankelijken. Ge weet het gebouw der Onafhankelijken staat (dominé wil dat het er „ligt”) aan den Amstelveenschen weg tegenover het gebouw der „afhankelijken”; de gevangenis. Wellicht was dominé dus met deze gebouwen in de war en was hij op weg naar de „afhankelijken” om deze een woord van troost toe te spreken. Hij verdwaalt. Gevolg: ’n „Lampje” vol olie; zes flinke kolommen kunstbeschouwing over de Onafhankelijken. Dominé van der Brugghen die „zeer modern is aangelegd”, vertelt met veel omhaal van woorden (vooral „God” en „Christus” enz.) hoe teleurgesteld hij is over die onafhankelijken, die zich volgens hem aan „niets” en niemand” storen. Dominé, die precies als Dake e.a. op ’n kunsttentoonstelling komt om er natuur te vinden, en er „zou willen wandelen in de stilte tusschen (deze) op zich zelf staande „opgeschoten en besnoeide struiken.......”, tomené, die „turfbaggeren bij buiig weer ook wel mag” (hij zegt zelfs daar nader kennis mee te hebben gemaakt), tomené vindt bij de Onafhankelijken niet de „schoonheden der natuur” terug, zooals hij die zich voorstelt. En, foei, wat jokt dominé soms. „Mej. Elsa Berg heeft er een Haven? Men verwacht daar schepen te zien, niet waar?” Elsa Berg heeft er ’n haven? Neen, men verwacht op de Onafhankelijken „schilderijen” te zien maar geen havens! Elsa Berg heeft er heelemaal geen haven. Hoe zou zij in godsnaam (dominé vergeeft mij den vloek?) ’n haven hebben kunnen transporteeren? Welke behoorlijke stad, zou ook maar één week haar haven kunnen missen! „J. Birnie (’n bedaard doodonschuldig luministje) heeft er een boom”. Ook gelogen. Er staat heelemaal geen boom op de „Onafhankelijken”. En dan beweert dominé nog wel, dat er niets te zien is! Me dunkt havens en boomen, dat is je nog al iets!
      Dominé heeft het voornamelijk op de modernen begrepen, die niets (= geen natuur, zooals dominé zich die voorstelt) te zien geven. Zoo zegt hij b.v. over Wichman’s golf-motief: „Ik denk dat Mesdag nog nooit zulk een golf gezien heeft”. Neen nogal logisch, als je de zeer als ’n groote kuip zeepsop ziet! In de schilderij van Wichman mist dominé ook weer de „schoonheden der natuur”. Had dominé op de „Onafhankelijken” wellicht ’n bad willen komen nemen? Foei!
      Loe Saalborn, die dominé heeft rond geleid en zich alle moeite heeft gegeven hem iets over schilderkunst aan het verstand te brengen, komt er niet malsch af. „Want dat kan ik ook”, zegt onze em. pred. „een vlak verdeelen in ongelijke deelen en die vlakken dan invullen met mooie kleuren. Dat kan iedereen”. Och ja! Wellicht kan ’n acteur ook goed preeken! Best mogelijk. Dominé Van der Brugghen meet de kunstwaarde naar nog iets anders af, dan de natuur: naar de verkoopbaarheid nl. Preeken brengen toch ook geld op, waarom dan geen andere geestesproducten, niet waar. Aan het einde, tegen dat dit lampje uitgaat, bidt de dominé, dat de moderne kunstenaars zich tot de „stoffelijke wereld” zullen keeren en geeft hij bij voorbaat eenige schilderij-recepten op.

      „Het kleurenspel van een waterpartij; de lichteffecten van het bosch; de zonneglans van den morgenstond, de somberheid van den invallenden avond; de pracht van een troep bonte kippen; de hemelen in vuur gedoopt; de wijde zee en de duinenwereld; de dierenwereld; het mysterieuze, zonnige Amsterdam; het menschelijk bedrijf. Het leed en de aandoenlijke momenten van de ziel des menschen.”

      De ziel des menschen? Hoe rijmt zich dat tezamen met de stoffelijke wereld en den geldzak?
      Als ’n braaf Christen, einigt dominé met den uitroep: „Christus in de Jodenbuurt van Amsterdam – geef mij dien!”
      Tot slot zegt onze brave predikant:
      „Hier geldt ’t, schoenmaker houdt u bij uw leest (ja, terecht v. D.) en gij, kunstenaar, moet ons de schoonheden der natuur laten zien.”
      En gij dominé, houd u bij uw preeken, of schrijf over een collekte voor de Belg. zendingskerk, maar bemoei u in hemelsnaam niet met schilderkunst of met wat van den Geest is.

THEO VAN DOESBURG.      

      Tilburg, 20-12-’15.


      *) Zie no. 24 van „Het Lampje”, 23e Jaargang.