PENSÉES SUR L’ART MODERNE.
THEO VAN DOESBURG.
La Vie se manifeste comme de la Nature et de l’Esprit. L’Art s’occupe de la Vie.
l’Art des siècles passés, des Egyptiens, des Grecs et des Renaissancistes était pour trois quarts de la Nature.
Les artistes partaient de la Nature visible. Dans les périodes les plus meilleures on tâchait de pénétrer plus profondément dans la Natures.
Partant de la Nature visible on créa toute une Culture de la Forme extérieure périssable. La Nature Intérieure-non visible – (l’Esprit) fut symbolisés par des accessoires: dans les plis d’un costume, dans une fleur, un animal (une colombe, un lézard etc.) un objet. Le sujet était principalement: l’homme.
l’Art partant de l’Homme ne peut réfléter par soi-meme rien d’autre que l’Homme.
Tout plus l’artiste copiait la Nature-indifféremment du sujet qu’il traitait-sans y mêler soi-meme c. à. d. l’homme-tant moins l’oeuvre valait comme de l’Art.
l’Epoque ou la Nature Visible était le point de départ se prolonge jusqu’au dix-neuviême siècle et peut être consideré comme l’Age de la Peinture Objective.
l’Art du XIX siêcle quel eut son siêge en France et hoisit pour devisse; la Nature vue a travers le tempérament est la transition de la peinture subjective.
Maintenant l’Art moderne tâche de créer une Culture de la Forme intérieure. Il part de la Nature invisible-l’Esprit. Chez ce la Nature (visble) est devenue comme la Conception.
Il travaille de dedans vers dehors aulieu de dehors vers dedans. Dans quoi il est déjà précédé par la Littérature (Dostoyefsky, Wilde etc.) et par la Musique van Beethoven).
l’Art moderne est plus de l’Art que l’Art antique parcequ’il est moins de la Nature. Par les siècles la Nature n’a été qu’une béquille avec laquelle l’art marchait vers l’Humanité.
Dans le XX siècle il a lancé sa béquille; il veut aller tout seul-sans béquille.
Alors cette époque laquelle est commencé aujourd, hui doit etre nommée l’époque de la Peinture Subjective.
Ne marchant que par cette voie la Peinture peut être indépendante. Ne marchant que par cette voie la Peinture peut attendre son but et devenir comme la Musique une langue internationale qui parle de dehors jusqu’à l’intérieur des Hommes.
Fut vers l’expression de Michelet la Renaissanc la r[é]vélation du monde et de l’homme”, la Renaissance nouvelle, 1e XX siècle est: – la Révélation du ciel et de l’âme.
(A l’invitation de l’Union Internationale des Beaux Arts et des Lettres Paris)
Amsterdam, 1914.
(Gedachten over de moderne – kunst Het leven openbaart zich als Natuur en Geest. De kuns houdt zich bezig met h[e]t Leven.
De kunst der vergan[e] eeuwen, der Aegyptenaren, Grieken en der Renaissancisten was voor drie kwart natuur. De kunstenaars ging[e]n uit van de uiterlijke (zichtbare) natuur. In de b[e]ste perioden werd getracht diepe[r] in de natuurlijke natuur door te dringen. Uitgaande van de uiterlijke natuur tracht men eene geheele cultuu[r] voort van den uiterlijken vergankelijken vorm. De innerlijke- niet zichtbar[e] - natuur (de Geest) werd gesymboliseerd in het bijwerk: in de plooien van een gewaad; een bloem ’n dier (duif, hagedis enz); een voorwerp. Het onderwerp was voornamelijk: de Mensch.
De kunst uitgaande van den mensch, kan van zelf niets anders reflecteeren dan den m[e]nsch. Hoe meer de kunstenaar de natuur afbeeldde – onverschillig welk sujet hij behandelde – zonder zichzelf, d.i. de Mensch daarin te mengen, des te minder was het werk als kunst.
Het tijdperk waarin de uiterlijke natuur het uitgangspunt was duurt tot de XIXe eeuw en kan genoemd worden het tijdperk der objectieve schilderkunst.
De Kunst van de XIXe eeuw, die hare voornaamste zetel had in Frankrijk en tot leuze koos: „de natuur gezien door het temperament” is de overgang van de objectieve schilderkunst naar de subjectieve schilderkunst.
De moderne Kunst nu, tracht eene cultuur van den innerlijken vorm te scheppen. Zij gaat uit van de innerlijke natuur: de Geest. In haar is de uiterlijke (zichtbare? natuur tot Begr[i]p geworden.
Zij werkt van binnen naar buiten, inplaats van buiten naar binnen. Hierin is zij reeds door de littératuur (Dostojefsky, Wilde, enz) en door de muziek (van Beethoven) voorgegaan. De moderne Kunst is meer kunst dan de antieke, omdat zij minder natuur is. De natuur is voor de eeuwigen heen slechts een kruk gewees[t] waarop de Kunst tot de menschheid kwam. In de XXe eeuw heeft zij die kruk weggeworpen. Zij wil allen gaan; zonder kruk!
Dit tijdperk dat heden is begonnen moet het tijdperk der subjectieve schilderkunst genoemd worden.
Langs dezen weg alleen kan de schilderkunst zelfstandig worden. Langs dezen weg alleen kan zij haar doel bereiken en evenals de muziek een internationale taal worden die uit en tot het innerlijk des menschen spreekt.
Was, naar de uitdrukking van Michelet de Renaissance „de ontdekking van de wereld en den mensch”, de nieuwe Renaissance, de XXe eeuw is de ontdekking van den hemel en van de ziel).
Amsterdam 1914.
(Op uitnoodiging van de „Union Internationale des Beaux Arts et des Lettres. Paris).
|