Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren/1621/27 maart/Wt Weenen den 10. Martij
‘Wt Weenen den 10. Martij’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [zaterdag] 27 maart 1621, [p. 1]. Publiek domein. |
Wt Weenen den 10. Martij.
Die Poolsche Ghesanter die voorleden weke alhier ghecomen is, wordt kost-vry ghehouden, soude by den Keyser om hulpe ende volck aenhouden teghens den Turck, met vermaninghe dat syne Keyserlijcke Majesteyt (soo’t moghelijck ware) metten Hongaren Vrede maken soude.
Die Vredens Tractatie tot Heimburgh continueert noch, Bethlems Cancelier is tot synen Heere gereyst, om te refereren watter voorgevallen is, het schijnt aen beyde zijden gheen ernst te zijn, maer dattet alleenlijck is om tijdt te winnen.
Ondertusschen sterckt Bethlem Gabor sich seer met Turksche hulpe, begeert van syne Propositie ende Confederatie met Coninck Fredericus niet te wijcken, wil liever de sake op’t uyterste vervolghen.
Vier daghen gheleden is de Grave van Bucquoy met ettelijcke weynige personen tot Brugh ende Heimburgh gheweest, ende aldaer die gheleghentheyt vande Marck ende Thoben wel afghesien, ende dewijle alhier vele schepen toeghericht, oock die Schipluyden in Arrest ghenomen werden, so laet het sich aensien of men het te water ende te Lande op Presburgh ofte Altenburgh ghemunt heeft, waer toe dan alle ’ckrijcksvolck bestelt, ende tsamen ghevoert wert.
Die Ghedeputeerde Keyserlijcke Raeden zijn naer Praghe verreyst, alwaer inde tseventich persoonen inghetrocken zijn, diens proces maer vier daghen continueren sal: Den eersten dach die aenclachte, den tweeden dach die verantwoordinghe, den derden dach die publicatie vande Sententie, ende den vierden dach de Executie.
Oock is gisteren alhier tijdinghe ghecomen dattet met Slesien gheheel claer is, hadden den Coning ofgheseyt, doch alles op Keyserlijcke Majesteyts Ratificatie besloten.
Die Moravische Standen souden ghepresenteert hebben Keyserlijcke Majesteyt ettelijcke duysent florijnen te verschieten, oock het Crijchsvolck te betalen, die Overste Stubenval soude perdeon vercreghen hebben, ende sich nu met sijn volck in Keyserlijcke Majesteyts dienst begheven.