Naar inhoud springen

Zuid-Hollands volkslied

Uit Wikisource

Zuid-Hollands volkslied[1]

Zuid-Holland met je weiden en 't grazende vee,
Je molens, je duinen, je strand en je zee,
Je plassen en meren, aan schoonheid zo rijk,
Je grote rivieren, betoomd door de dijk,
Je akkers met graan, waar de wind over gaat,
Je bloembollenvelden in kleurig gewaad!
Aan jou, o Zuid-Holland, mijn heerlijk land, mijn heerlijk land,
Aan jou, o Zuid-Holland, heb ik mijn hart verpand!

Zuid-Holland, je hoofdstad zo mooi en zo oud,
Je weids 's-Gravenhage, met Plein en Voorhout,
Daar vindt men 't bestuur van Provincie en Land,
Daar wonen ook ambassadeur en gezant.
Daar gingen de graven van Holland op jacht,
Daar zetelt Oranjes doorluchtig geslacht!
Aan jou, o Zuid-Holland, historisch land, historisch land
Aan jou, o Zuid-Holland, heb ik mijn hart verpand!

Zuid-Holland in je steden, daar bloeide weleer
De kunst van Crabeth, van Jan Steen en Vermeer,
Daar werden geboren een Rembrandt van Rijn
En dappere mannen als Tromp en Piet Hein.
In 't Prinsenhof leidde Oranje de strijd,
Die eindigde met d'onafhankelijkheid!
Aan jou, o Zuid-Holland, mijn roemrijk land, mijn roemrijk land,
Aan jou, o Zuid-Holland, heb ik mijn hart verpand!

Zuid-Holland in de tijd van moderne techniek,
Toen werd je een land van bedrijf en fabriek,
Wie kent niet je werven en grootindustrie,
Je nijvere Westland, zo vol energie,
En krachtigste takken aan Neerlands stam
De handel en scheepvaart van 't groot Rotterdam.
Aan jou, o Zuid-Holland, bedrijvig land, bedrijvig land,
Aan jou, o Zuid-Holland, heb ik mijn hart verpand.

CategorieNederlands volkslied CategorieZuid-Holland

  1. geschreven in 1950 door H.G. Lukkien (muziek) en L.C. Winkelman (tekst), beide toen werkzaam bij de provincie Zuid-Holland als ambtenaar.