Het Getij/Jaargang 4/Nummer 6/Een belangrijk kunsttijdschrift
‘Een belangrijk kunsttijdschrift’ door Theo van Doesburg |
Afkomstig uit Het Getij, jrg. 4, nr. 6 (juni 1919), p. 164-165. Publiek domein. |
EEN BELANGRIJK KUNSTTIJDSCHRIFT
door
THEO VAN DOESBURG
Onder den titel „Valori Plastici” (Beeldende waarden) ontstond te Rome een kunsttijdschrift gewijd aan de nieuwe moreele en aesthetische geesteshouding der kunsten van Europa.
De bedoeling van dit maandschrift is op internationale documentatie gericht, wat dus niet slechts de aesthetische maar ook de kultureele beteekenis van dit blad karakteriseert.
De redacteur Mario Broglio heeft zich ten doel gesteld alle waarden die voor een verdiepte kultuur van belang kunnen zijn in dit tijdschrift bijeen te brengen. Dit doel is door hen die tegenover de stervende sentimenteele, lijdelijke kunstuitdrukking der barokkultuur met vreugde een bewuste, actieve kunstuitdrukking groeien zien, met vreugde begroet.
Zooals alle tijdschriften, die in de wereldcultuur medespreken, is ook dit maandblad gegroeid uit een
nieuwe, geestes-afmeting. Ofschoon aan dit tijdschrift enkele kunstenaars die tot de futuristen behoorden, als: Severini, Carrà, Pratella enz., medewerkten, staat het met het futurisme in geen enkel verband. Integendeel kan het als voortgekomen uit een reactie op het futurisme beschouwd worden.
De grond-idee waarop de inhoud van „Valori Plastici” berust is: de metaphysische verschijning van de werkelijkheid.
Zooals de „voorstelling” in de schilderkunst reeds een vergeestelijking is van het „object”, (hoevelen van het gilde der „edele schilderkunst” zijn aan die vergeestelijking nog niet toe) zoo is de metaphysische verschijning van de realiteit (Carlo Carrà, Gorgio de Chirico) de vergeestelijking van de voorstelling.
Deze aanschouwing komt tot zeer bepaalde uitdrukking in de werken van Carrà („L’Ovale Delle apparizioni”) en in Giorgio De Chirico’s „Il Grande metafisico”. Burlesque wordt deze door Rousseau le douanier voorbereide aanschouwing in Fortunato Depero’s „Diavoli di caucciù a scatto” waarin de natuurtijk-tegenstrijdige perspectieven [ 165 ]den geest in ademlooze stilte en uiterste spanning toonen.
Het spreekt vanzelf dat in deze werken het begrip van beelden-zonder-meer in het gedrang komt. Belangrijk daarom
is het tweede (dubbel) nummer, waarin de laatste werken van Picasso, Severini, Lipchitz, Juan Gris een naderkomen tot een algemeen stijlstreven toonen: een mathematisch tot bepaaldheid stellen van vlak en kleur zonder de mentaliteit daaraan op te offeren. In dit zelfde nummer werden een tiental cubistische verzen van André Salmon, Jean Cocteau, Jacob, Dermée, Biaise Cendrars e. a. gepubliceerd. Een daarvan: Shrapnells van Biaise Cendrars, laat ik hier volgen:
Shrapnells.
I | Dans le brouillard la fusillade crépite et la voix du canon vient jusqu’à nous Le bison d’Amérique n’est pas plus terrible Ni plus beau Affût Pareil au cyqne du Caméroune. |
II | Je t’ai rogné les ailes ô mon front explosible, et tu ne veux pas du képi Sur la route nationale 400 mille pieds battent des étincelles au cliquetis des gamelles Je pense Je passe Cynique et bête Puant bélier. |
III | Tous mes hommes sont couchés sous les acacias que les obus saccagent Oh ciel bleu de la Marne Femme Avec le sourire d’un aéroplane.... Ou nous oublie. |
Octobre 1914 |
Leiden Juni 1919